Hij demarreert op het rechte stuk. Staand op de pedalen, met wapperende haren in de wind, gaat hij ervandoor. Zelfs met zijn Minecraft-rugtas om de schouders domineert hij het segment van ons huis tot aan de brug volledig.
Ik kan alleen maar toekijken. Hij zoekt aansluiting bij de kopgroep (zijn vriendje) en ik blijf achter, in hetzelfde trage tempo doorploeterend. Het gat wordt groter en er is niets wat ik eraan kan doen, behalve roepen: ‘wachten!’.
Fietsen met bloedarmoede leent zich niet voor een wedstrijdje. Even aanzetten en je bent buiten adem, reserves om door het dooie punt te trappen ontbreken volledig. De benen zijn krachteloos, het lijf voelt leeg, het hoofd zoemt bij inspanning.
Ik moet het kind laten gaan. Zoals ik ook mijn ideaalbeeld van vakantie moet laten gaan. Geen steile cols beklimmen in de brandende zon, geen euforie in de bevrijdende afdaling, geen plaatselijke lekkernij tijdens een tussenstop bij het dorpscafé, geen verkoelende duik aan de finish op de camping.
Tour de France volgen
Bij wijze van zelfkwelling kijk ik, in afwachting van een operatie, naar de Netflix-documentaire over de Tour de France. Nu ik zelf niet kan trappen heb ik een nieuwe uitdaging: eindelijk een keer de belangrijkste wielerronde van het jaar helemaal volgen. Hoeveel ik ook van wielrennen hou, dat is me nog nooit gelukt. Soms een staartje van een bergetappe, een stukje tijdrit, veel verder kwam ik niet. Te lang, te saai.
Dit jaar moet het lukken. Dankzij de documentaire weet ik wie ze zijn: de kopmannen, de ploegbazen, de sprinters, de knechten. Nooit zag ik zoveel mannen huilen in één serie. Dit is geen wedstrijd, het is een raison d’être. Zonder passie begin je niet aan zo’n uitputtingsslag.
Levenslust van nature
Op weg naar de dorpsschool probeer ik uit alle macht het wiel terug te pakken van mijn eigen raison d’être: het kind. Fluitend en kletsend racet hij voor me uit, dansend op de pedalen. Hij heeft geen passie nodig, hij heeft de levenslust van nature. Komt geen trots of eergevoel aan te pas.
Als hij uit pure dromerigheid verslapt op het laatste stuk, haal ik hem toch nog bij. Samen rijden we het schoolplein op, waar hij wordt onthaald door dolenthousiaste klasgenoten. Niet omdat hij gewonnen heeft of een berg beklommen. Gewoon, omdat hij er weer is. Net als gisteren. En vorige week.
In mijn eentje begin ik aan de terugtocht. Solo gebruik je veel meer energie dan samen: scheelt wel 40 procent, leerde ik van de Tour-documentaire. Gelukkig haal ik hem vanmiddag weer op.