Voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot volwassen of ‘sociale’ (= verbindende) wezens, is het van groot belang dat ze ouders of andere belangrijke volwassenen als voorbeeld hebben, die in hun onderlinge relaties de basisregels van vriendschap volgen. Om welke vaardigheden gaat het precies?
In zijn prachtige boek De Anatomie van Relaties noemt de Britse psycholoog Michael Argyle vier basisregels voor vriendschap, te weten: regelmatig gesprekken met elkaar voeren, geen vertrouwelijkheden over elkaar aan anderen doorvertellen, elkaar niet in het openbaar afvallen, en schulden en gunsten vereffenen.
Overal ter wereld blijken mensen die over en weer deze regels volgen elkaar als vrienden te ervaren.
De diepte van de vriendschap hangt daarnaast af van de mate waarin ze elkaar ook emotioneel steunen en van hoe intiem de dingen zijn die ze elkaar toevertrouwen. Literator en Nobelprijswinnaar Ernest Hemingway verwoordde dat treffend: ‘Een vriend is iemand die jou alleen onder vier ogen vertelt dat je niet zo stom had moeten doen.’
Voor kinderen is het cruciaal
Voor kinderen is het cruciaal dat ze met een of meer volwassenen of leeftijdsgenoten een relatie hebben die aan die vriendschapsregels beantwoordt. Want het is in zulke relaties dat ze aan den lijve ervaren wat fair is en wat niet, dat roddelen, kwaadspreken of klikken over de ander de vriendschap ondermijnt of onmogelijk maakt en dat het behouden van je vrienden onderhoud vraagt.
Ik beweer niet dat de jeugdjaren in dit opzicht allesbepalend zijn. Maar ik overdrijf evenmin als ik zeg dat kinderen die geen vriendschapsrelaties met volwassenen of leeftijdsgenoten hebben gekend, als volwassenen veel vaker ongelukkig of gedeprimeerd zijn.
Dat brengt me op een kwestie die door een andere vooraanstaande onderzoeker op het terrein van vriendschapsrelaties, Steve Duck, als volgt onder woorden is gebracht. ‘We geloven allemaal’, aldus Duck, ‘dat het absurd is om van kinderen en jongeren te verwachten dat ze zonder begeleiding en instructie schoolse of intellectuele vaardigheden ontwikkelen. Maar als het aankomt op iets dat minstens zo belangrijk is, namelijk het vermogen om met andere mensen te kunnen opschieten, laten we ze vaak zelf aanmodderen.’
Les in de vaardigheid tot vriendschap is een uitermate belangrijke en verstrekkende les voor het leven van kinderen en jongeren. En toch, aldus Duck, is het ‘a lesson that we leave, irresponsible in my view, to chance alone’. Ik kan hem daarin alleen maar gelijk geven.
Overheid negeert het grote sociale belang
In publicaties over gezondheid, onderwijs en waarden en normen, ook van adviesorganen van de overheid, zoals de Gezondheidsraad, Onderwijsraad of Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ontbreekt nog al te vaak aandacht voor het grote sociale belang van vriendschap en vriendschapsvaardigheden. De woorden komen er zelfs vaak niet eens in voor.
En dat terwijl het toch zo ontroerend waar is, iets wat ik ooit in een Zuid-Afrikaans boekje over vriendschap tegenkwam (suggestie: lees het hardop): ‘Wanneer jij op ’n vriend se skouers staan, is meer dinge vir jou sigbaar. Wanneer julle rug aan rug staan, is daar minder om te vrees. Wanneer julle skouer aan skouer staan, is die las ligter. En wanneer julle saam opkyk, is die prag en grootsheid van die hemelruim asemrovend.’