Midden in het vergeelde gazon wappert trots een Amerikaanse vlag. Even verderop staat een grote metalen cactus. Daarachter woestijn, rotsen en ver weg het geluid van een snelweg. Dit is The Cactus inn Motel.
Een logeeradres met kleine kamertjes rond een groot parkeerterrein. Bij het inchecken moet de eigenaresse moeite doen om de loeiende airco te overstemmen. Aan de muur van het kleine kantoortje hangt keurig een lijstje met daarin in zwierige letters ‘In god we trust’.
Mijn moderne Japanse huurauto valt hier uit de toon. Dat had natuurlijk een glimmende jaren-50-Cadillac moeten zijn. Ik ben ergens halverwege Route 66, de meest bezongen en beschreven weg van Amerika. Nostalgische diners, felgekleurde neonborden en veel verwijzingen naar cowboys en Indianen. Hier wordt het verleden opgepoetst en op een voetstuk geplaatst.
Dwars door ‘the heartland’
Het gescheurde asfalt van Route 66 is onlosmakelijk verbonden met de American Dream. The mother road noemde auteur John Steinbeck het. Hij beschreef hoe dit tijdens de dustbowl (de droogteperiode in de jaren 30) en crisisjaren de route werd voor wie droogte en armoede ontvluchtten. In de jaren 50 werd het een symbool van vrijheid, vooruitgang en een grenzeloos vertrouwen in de toekomst. Deze weg stond voor plezier. Get your kicks at Route 66, van Chicago to LA, 2000 miles all the way.
Voor mij is de rit over Route 66 een mooie manier om de peilstok in Amerika te steken. De verkiezingen staan immers weer voor de deur. En zoals het landschap steeds verandert is er ook in politiek opzicht steeds wat nieuws te ontdekken. De route gaat dwars door wat conservatief Amerika graag the heartland noemt, het hart van Amerika. Een minder vleiende bijnaam: fly-over country. Het deel dat de inwoners van steden als Washington en New York alleen zien als ze er overheen vliegen.
Er klinkt countrymuziek uit een lege kroeg
Het plaatsje McLean, van de Cactus inn, is ook zo’n plek waar bijna nooit iemand uitstapt. In de hoofdstraat zijn de ramen dichtgetimmerd. Op het belangrijkste kruispunt is een hot rod (oldtimer, omgebouwd tot een showwagen) op een muur geschilderd, maar de garage die ooit achter de muur zat is overwoekerd. Er klinkt countrymuziek uit een lege kroeg. Er is geen mens op straat.
De oorzaak is duidelijk. Door de aanleg van nieuwe bredere snelwegen werd het steeds stiller op de originele mother road. De reizigers die voorheen aten en sliepen in al die kleine plaatsjes, razen er nu zo langs. Eigenaar Angela van de Cactus inn vertelt hoe ze een aantal jaren geleden de boel heeft overgenomen. Ze gelooft erin dat McLean er weer bovenop kan komen. Het is andere Route 66 plekjes immers ook gelukt. Ze vertelt enthousiast wat McLean allemaal te bieden heeft, het is nog best een lijst. „Hier en daar een likje verf, en dan komen we al heel ver. De basis is er.”
Die goede oude tijd komt nooit terug
Maar het is duidelijk geen vetpot voor Angela. Die trots wapperende vlag is dan wel gloednieuw. Maar bij nadere inspectie blijkt die grote metalen cactus toch wat gaten te hebben. Van het dak mist een stuk. Het gezoem van die snelweg aan de horizon is opeens een pijnlijk contrast met de rust hier. Terwijl de rest van Amerika voort raast, blijft het in McLean stil.
Amerika ligt vol met plaatsjes zoals McLean. Vervang de verlaten weg voor een gesloten fabriek of mijn en je hebt hetzelfde verhaal in een andere staat. Op radiostations onderweg hoor ik teleurgestelde kiezers en vaak boos klinkende politici die beloven dat oude tijden zullen herleven. Maar voor de meeste plekken komt die goede oude tijd nooit meer terug. Alleen mensen als Angela kunnen het verschil maken. Misschien heeft ze gelijk en komt McLean er weer bovenop. Ik hoop in ieder geval dat de Cactus Inn het redt. Die nieuwe vlag is in ieder geval een goed begin.