Ik heb altijd weer moeite op vakantie te gaan, me los te maken van mijn werk, mijn huis, mijn spullen, mijn leefomgeving, mijn land. Maar eenmaal op vakantie verdwijnen al die dingen na een dag of wat naar een steeds vagere achtergrond.
Zo halverwege de vakantie begint er een gevoel te ontstaan van niets anders meer te willen. Ik begin de dagen te tellen die ik nog heb en wil ze stil zetten.
Ik heb me vaak afgevraagd wat het is dat het verlangen om vooralsnog niet meer te hoeven terugkeren naar het leven van alledag zo sterk maakt dat er in die laatste dagen een soort van melancholie over me heen komt.
Is het omdat vakantie altijd te kort is of ...? Of sloeg schrijver Simon Carmiggelt de spijker op zijn kop met de uitspraak dat ‘We eigenlijk altijd vakantie zouden moeten hebben. We zijn ervoor geschapen. Maar waarnaar moet je dan nog verlangen?’
Een intrigerend antwoord op die vraag kreeg ik ooit in een gesprek met een van de deelnemers aan een trainingsseminar dat ik af en toe gaf aan een grote groep universitaire docenten in de Chinese steden Chongqing en Tai Yuan.
Volstrekte nutteloosheid
Hij had als discipline filosofie met als specialisme taoïsme. (De levensbeschouwing waarvan onder andere de yin en yang-symbolen afkomstig zijn). Hij vroeg of ik na dat zware trainingsprogramma vakantie nam. Ik antwoordde dat vakantie er voorlopig niet in zat. Zijn reactie was bondig: „Wel nemen!”
Zijn uitleg was confronterend. „Als je een aantal dagen heel intensief nuttig bezig bent geweest, zoals hier, zorg dan voor het herstel van je innerlijk evenwicht door vervolgens een aantal dagen in volstrekte nutteloosheid door te brengen. Dagen waarin niets hoeft of moet, er niets is waarmee je je zelf onder druk zet. Dagen waarin het enige dat telt is dat je vrij bent. Dat wil zeggen dat je agenda leeg is en je tijd vrij.”
Agenda komt uit het Latijn: ‘de dingen die gedaan moeten worden’ en ‘vakantie’ is afgeleid van het Latijnse vacuus ofwel leeg.
„Als ik het streng formuleer”, zei hij, „mag je dan alleen maar dingen doen die absoluut geen nut hebben. Wat je doet, doe je enkel omdat je dat leuk vindt, ervan geniet, ervan ontspant.”
En hij voegde iets toe dat me nog altijd aan het denken zet: „Nut beperkt je, nutteloosheid bevrijdt je.”
Nuttig zijn wordt bestraft
Als een boom nuttig is vanwege de kwaliteit van het hout dan wordt-ie gekapt. Als een dier nuttig is wordt het belast of geslacht, als een mens nuttig is dan proberen zoveel mogelijk andere mensen daarvan te profiteren. En als je zelf zoveel mogelijk nuttig wilt zijn, dan ben je zelden of nooit vrij.
Alleen door je zelf regelmatig nutteloos, leeg te maken, schep je de vrijheid voor nieuwe invulling, nieuwe vervulling van je leven.
Blijf dus maar hopen dat het verlangen naar die vrijheid met iedere vakantie of training weer ontwaakt. En hou het na thuiskomst wakker. Het is vooral op de golfslag van nut en nutteloosheid dat het leven genoten moet worden.