Het waren niet de huttenbouwers zelf, het waren hun ouders. De volwassenen die getergd door weken van vruchteloze vakantie zichzelf niet langer konden bedwingen. Zodra het aftellen klaar was, de ‘nul’ geschreeuwd door tientallen opgewonden kinderstemmen, zagen ze hun kans schoon om te ontsnappen aan eindeloze dagen zonder doel.
Moeders in vrolijke zomerjurken sleepten verwoed met pallets, vaders hadden de eerste spijkers al in de mondhoek, kinderen volgden met grote ogen.
Het zit diep in ons: geef de mens onontgonnen grond en we moeten het veroveren.
Hier was de grond een stuk grasveld langs het spoor waarop een rechthoekig veld was afgetekend met witte verf. Kinderen mochten hutten bouwen, maar alleen tussen de lijnen. Vijf minuten na het aftellen was er nauwelijks meer een plukje gras te ontwaren.
Ik was te laat.
Net zo beduusd als de twee jongetjes onder mijn hoede sloeg ik de kavelverdeling gade. We hadden nog wel een pallet uit de stapel getrokken en, verwijtend nagestaard door een meisje wier bloemrijk belaarsde voet door ons gesjor bekneld raakte, naar het veld gesleept. Daar stokten onze halfslachtige bouwaspiraties op een gebrek aan grond.
Even voelde ik me net Hugo de Jonge, totdat ik besefte dat deze hut niet mijn verantwoordelijkheid was. Ik kon hem afschuiven op vrolijke vrijwilligers in rooie shirtjes – jongens en meisjes die glimlachend stonden af te wachten totdat de ouders het veld hadden geruimd en het echte werk kon beginnen.
Ik gaf de twee jongetjes een knuffel en liet ze achter in de eindeloze rij voor het spijkerloket waarin jongens in konijnenpakken de dienst uitmaakten. Komt goed, zei ik tegen ze, jullie hebben vier dagen de tijd.
Op weg naar mijn werk dacht ik aan de grond die we in de vakantie hadden veroverd. Tenten opgezet, tafels en stoelen uitgeklapt, waslijnen geknoopt, hangmatten gespannen, lichtjes opgehangen. Totdat we alles weer moesten afbreken en opnieuw beginnen.
We zijn nu eenmaal huttenbouwers. We timmeren door, ook als de grond onder onze voeten wegspoelt, scheuren in de huizen schudt, wordt belegerd door de vijand of voor onze neus weggekaapt door onschuldige ouders die gewoon het beste willen voor hun kind.
We willen allemaal het beste voor ons kind.
Aan het einde van de dag bleek het allemaal goed gekomen te zijn. De jongetjes hadden een plekje gekregen, waren fanatiek aan het timmeren geslagen en hadden twee liter ranja gedronken. Het eerste wat ze deden toen ze thuiskwamen, was het bouwen van een hut in de tuin.