In de kleedkamer van het sportcomplex was ik omringd door studentenmeiden in glanzend lichtblauwe shirts. Ze droegen er goudblonde paardenstaarten bij en hadden het onophoudelijk en nogal luidruchtig over De Kleine Zeemeermin.
De opwinding betrof met name een scène waarin Ariël, die niet kon praten, haar prins zonder woorden probeerde te verleiden tot een kus. Dat had blijkbaar nogal wat voeten in de aarde.
Ik had De Kleine Zeemeermin ooit wel gezien, maar mijn kindertijd ligt een stuk verder achter me dan dat van hen en mijn langetermijngeheugen is een ramp, dus ik wist vrijwel niets meer over die zoete zeemeerminnenstem die Ariël had ingeruild voor mensenbenen. Dromen over kusjes van prinsen heb ik trouwens ook al lang en breed opgegeven.
Teruggetrokken in een hoekje van de kleedkamer, scheenbeschermers in mijn sokken stoppend, voelde ik me omsingeld. Tussen hun speelse lichtblauw hees ik me in het zwart, tussen hun gladde buiken zag ik mijn littekens van baarmoederoperatie en keizersnede, tussen hun gedraal en getetter haastte ik mij in stilte. Ik was laat: voor die studentenmeiden was dit het begin van een lange avond, voor mij het einde van een lange dag.
Als je ergens géén woorden voor nodig hebt, dacht ik ondertussen, is het wel voor een kus.
Eenmaal op het veld werd er niet meer gepraat, een enkele aanwijzing daargelaten. Het waren de mensenbenen die spraken, de mijne maakte een eigen doelpunt en ons team delfde het onderspit. Langs de lijn werden wissels lek geprikt door muggen, wat vreemd was, want we speelden in de zaal en de muggen zijn schaars dit droge voorjaar.
Na afloop liepen we buiten bij het fietsenrek langs een student die de prins probeerde uit te hangen en een meisje wilde beschermen tegen een boze heks die blijkbaar de avond had verpest. Hij rechtte ridderlijk zijn rug en sprak met een studentikoze ‘r’. ,,Zij praatte echt neer op jou”, bralde hij.
Gelukkig, dacht ik, houden die mannen op witte paarden in sprookjes altijd gewoon hun mond. Woorden zijn zelden sexy.
De volgende ochtend was ik ziek. Had dikke keelpijn en kon nauwelijks praten. Even overwoog ik De Kleine Zeemeermin te gaan kijken, maar ik vreesde dat mijn hoofdpijn de liedjes niet zou verdragen.
Een kus kreeg ik ook al niet, want misschien was ik wel besmettelijk.