Ze zit in kleermakerszit in het gras. Donkere hoofddoek om, blik gekluisterd aan haar telefoon. Naast haar staat een rolkoffer met label eraan, daaromheen dartelt een peuter met diepbruine glansogen – het kind is maar net iets groter dan de koffer.
Achter haar het lange hek van het azc van Ter Apel, voor haar de bushalte. Ze wacht ergens op en ik denk dat het misschien een slaapplaats is, want het gonst weer van de verhalen over grote drukte in het aanmeldcentrum.
Ik loop naar haar toe en vraag of ze Engels spreekt. Ze schudt haar hoofd. Alleen Arabisch.
Van dichtbij zie ik pas hoe jong ze is. Een jaar of twintig hooguit. Haar uitstraling is sterk en vriendelijk. Ik herken die houding van vrouwen die ik hier eerder sprak. Hun kracht wordt beproefd en ze doorstaan het mooi. Van buitenaf gezien in ieder geval.
Ik pak mijn telefoon en stel haar via Google Translate een vraag. ‘Waar wacht je op?’, typ ik en Google maakt er een golvende Arabische zin van.
Probleem: mijn telefoon voorziet niet in een Arabisch toetsenbord, en het microfoontje lijkt ook niet te werken.
,,Wifi?’’, vraagt ze en houdt haar eigen telefoon omhoog. Natuurlijk. Ik maak een hotspot aan en haar microfoon doet het wel.
,,Ik wacht op een auto”, vertaalt Google haar woorden.
Nu lijken we te kunnen praten, maar eigenlijk is het een ramp. Vertwijfeld kijken we naar de vage vertalingen van elkaars woorden, glimlachen ongemakkelijk, schutteren in de microfoon (dat noemt zich dan professioneel journalist...). Na een kwartier weten we nog bijna niets.
Bij onze eerste blik van verstandhouding hadden we meer contact. Miscommunicatie schept afstand.
Haar kindje tekent ondertussen - onophoudelijk brabbelend - met een rode pen op haar hand. Op elk lijntje dat ze trekt volgt een trotse uitroep. Het enige dat ik versta is ‘tomato!’.
Ik juich mee en roep terug in het Nederlands. ,,Aardbei!” Ze schatert.
Haar moeder is nog driftig aan het typen. Ik heb haar verteld dat ik journalist ben en even denk ik dat ze een groot verhaal aan me kwijt wil. Ze zucht, denkt na, trekt grimassen, schrijft verder.
Dan zie ik het. Het is geen verhaal, het zijn appjes. Ze maakt driftig gebruik van mijn hotspot om met anderen te kunnen kletsen. Ze heeft geen verbinding mét mij, maar via mij.
Ook goed, denk ik, en gun haar even de tijd voordat ik opsta en wegloop. ‘Aangenaam kennis met jou te nemen’, vertaalt Google haar afscheid.