Koning Willem Alexander in gesprek met de jonge Groningers Dionne Meerstra (l) en Kiet Winter (r). Foto: Corné Sparidaens
Een meisje wandelt langs de ramen van een lokaal van basisschool De Huifkar in Ten Boer. Ze stopt en tuurt op haar tenen door het raam. Dan valt haar blik op een bekend gezicht: de koning.
Ze begint enthousiast te springen. „Yes”, roept ze - door het glas amper hoorbaar - tegen het vriendinnetje naast haar.
Koning Willem-Alexander, (nu nog) burgemeester Koen Schuiling en commissaris van de Koning René Paas zitten met opgevouwen benen op kinderstoeltjes tussen een twintigtal leerlingen. Het is hutjemutje in het groep acht lokaal, want het aantal kinderen wordt geëvenaard door de aanwezige fotografen en journalisten.
De les, die gaat over de aardbevingsproblematiek, is door het geroezemoes en camerageklik soms lastig te verstaan. Een docente, weggedrukt achterin de klas, slaakt een zucht. De koning, Schuiling en Paas vragen de jonge Groningers wat zij merken van de aardbevingen.
‘Ze weten niet beter’
„Je werd er wakker van?” vraagt Willem-Alexander aan meisje in een blauwe trui. „Wat voelde je dan?” Een jongetje in een oranje poloshirt wil óók wat zeggen. De scheuren in zijn huis waren gerepareerd, maar ze zijn weer teruggekomen.
Koning Willem-Alexander tussen groep acht leerlingen van De Huifkar in Ten Boer. Foto: Corné Sparidaens
Koning en entourage verplaatsen zich naar een lokaal aan de andere kant van de gang, voor een gesprek met jongeren, onderzoekers en belangenbehartigers.
Twee kinderen zitten met wiebelende beentjes klaar aan tafel. Ook aangeschoven: twee jongeren, een aardbevingscoach en onderzoekers Susan Ketner en Elianne Zijlstra, die onderzoek deden en doen naar de invloed die de aardbevingsproblematiek heeft op de Groningse jeugd. Kinderen raken gewend aan de bevingsellende, zegt Zijlstra. „Ze weten niet beter.”
‘Het is veel subtieler’
Het zijn de bekende verhalen. Een basisschoolleerlinge bracht twee en een half jaar van haar nog korte leven door in een wisselwoning; bij een andere jonge ervaringsdeskundige thuis wachten ze al drie jaar op duidelijkheid over versterking. De onduidelijkheid zorgt voor stress, onderlinge spanning en wantrouwen richting instanties.
„Ben je wel eens bang om te gaan slapen?” vraagt de koning aan Sander, een van de aangeschoven kinderen. „Nee”, antwoord hij. „Maar ik vind het wel stom als ik naar bed toe moet.” De koning lacht.
Kinderen in het aardbevingsgebied hebben heel wat op hun bordje, laten Hanze- en RUG-onderzoekers met een overvol dienblad zien. Foto: Corné Sparidaens
Dan verwisselt de samenstelling aan tafel. Cody Rozema (23), Kiet Winter (22) en Dionne Meerstra (22) schuiven aan. Rozema heeft een Groningse vlag op zijn jasje gespeld. Hij haakt in op wat net gezegd is. „Er wordt vaak aan jonge kinderen gevraag: ‘Voel je wat van de aardbevingen? Ben je bang?’ Maar het is veel subtieler dan dat.”
De impact van de bevingen reikt veel verder dan het trillen van de grond, beklemtoont Rozema, voorzitter van jongerenorganisatie Jong Noord. Hij weet het als geen ander, al op jonge leeftijd kreeg zijn familie te maken met aardbevingsschade. Pas veel later ging hij verbanden leggen tussen de bevingen en andere problemen die thuis speelden, zegt hij tegen de koning, Schuiling en Paas.
‘Jongeren weten heel goed wat nodig is’
Sommige dingen gaan echt beter, zegt Winter. „Er wordt nu veel makkelijker over de aardbevingen gepraat.” Zoals de basisschoolleerlingen hier in gesprek gingen, dat was ‘in zijn tijd’ heel anders. De problematiek was toen nog amper onderwerp van gesprek. Terwijl een zekere aardbevingsgeletterdheid juist zo belangrijk is, benadrukt Winter.
Cody Rozema (l) geeft de koning een cadeau: "De scheur tekent ons verleden, maar neemt niet weg dat er nog ruimte is om iets moois te creëren." Foto: Corné Sparidaens
Bestuurders en geldschieters moeten jongereninitiatieven serieus nemen, zegt Meerstra, bestuurslid bij de jeugdsoos van Eenrum. „Jongeren weten zelf heel goed wat er nodig is.” Groningse jongeren zijn geen slachtoffers, vult Winter aan. Ze willen gewoon de teugels van hun toekomst in eigen handen hebben. „Er zijn zoveel mooie initiatieven”, zegt Rozema. „Maar die zijn constant aan het knokken voor hun bestaansrecht.”
Koning, Schuiling en Paas horen ze met interesse aan. Ze begrijpen goed dat initiatieven geld nodig hebben om staande te blijven. De mensen die daar voor kunnen zorgen hebben dan ook de beste bedoelingen, onderstreept Willem-Alexander. Rozema knikt instemmend. „Het is ook nog nooit misgegaan op slechte intenties.”