Waar kun je 80 jaar na de bevrijding nog inslagen zien? Hoe Drenthe en Groningen na de oorlog een nieuw gezicht kregen. 'De Grote Markt was een inferno'
WOII-gids Joël Stoppels wijst de kogelgaten in de muren van de Martinitoren aan. Foto Jan Willem van Vliet
Groningen en Drenthe zijn eind april 1945 bevrijd. De stenen van de verwoeste gebouwen in het centrum van Groningen gloeien nog na als zich al rap een nieuwe ‘volksvijand’ aandient: woningnood. De wederopbouw moet beginnen. En snel.
De Grote Markt is het decor van een bruisende activiteit. Bouwvakkers en archeologen storten zich onder een enthousiaste lentezon op het hart van de stad, terwijl fietsers en voorbijgangers zich omzichtig langs alle afsluitingen bewegen. Ze zijn het gewend: gewoon van A naar B reizen is in de stad bepaald allang geen vanzelfsprekendheid meer.
De Grote Markt in al haar oude vooroorlogse glorie. Foto: Fotograaf onbekend, Groninger Archieven
De bevrijding verandert de Grote Markt in een inferno
Op 15 april 1945 waagt geen mens zich op straat. Al drie dagen vinden er in de provinciehoofdstad felle gevechten plaats. Gineke Veeger-Janssen (1928-2022) vertelt in het boek Mijn Bevrijding (2015) over het ‘inferno op de Grote Markt’. Ze is de oudste in een katholiek gezin met acht kinderen. Haar vader is eigenaar van damesconfectiezaak Gebr. Janssen op de Grote Markt 11-12. ‘Het huis bij de zaak waarin we woonden, was groot. Gebouwd in de middeleeuwen met fraaie trapgevels. Het waren eigenlijk twee woningen, die met elkaar waren verbonden. Er zaten enorme kelders onder. De Duitsers hadden die als schuilkelders aangewezen. Onze fietsen met rubberen banden had mijn vader in de liftschacht van de winkel getakeld om ze voor de Duitsers te verbergen.’
De Grote Markt in Groningen was bekend om haar middeleeuwse gevels. Bron: Collectie Groninger Archieven.
Rond 16 uur ’s middags begint de strijd tussen de Canadese bevrijders en de Duitse bezetters. ‘Ik heb er niet veel van gezien. We moesten van mijn vader dekking zoeken onder de bureaus in de kantoren. Maar ik hoorde alles: het gegier en de inslagen van granaten. Een verschrikkelijk en onbeschrijflijk geluid. De Canadezen rukten op vanuit de Gelkingestraat en de Oosterstraat en schoten de voorgevels van ons huis kapot. Huizen en winkels vlogen in brand. De wind stond niet gunstig, dus het zou niet lang duren voordat het vuur ook bij ons zou komen. We vluchtten het huis uit. Mijn vader hield een stok vast met een witte vlag eraan. Een hele stoet mensen liep achter ons aan. Die kwamen onder meer uit de Oude Ebbingestraat. Ze konden daar geen kant meer op en kwamen via een achterdeur van onze winkel naar binnen. We renden naar de katholieke Martinuskerk. Die was in de Broerstraat, op de plek waar nu de bibliotheek staat.’
Haar vader neemt haar ’s nachts mee de straat op om naar de brandende Grote Markt te kijken. ‘Het was een inferno. Alles brandde en er was een geweldige hitte. Ik zag hoe mijn slaapkamer uitbrandde en de geraamtes van de fietsen in de open liftschacht hangen. Alles knetterde en knalde uit elkaar.’ Haar vader begint na de bevrijding een zaak in de Herestraat. ‘Hij verkocht foto’s van de branden.’
De Noordwand werd tijdens de bevrijding vernietigd. Foto: J.H. Zijlstra, Groninger Archieven
De Noordwand met zijn prachtige middeleeuwse gevels is niet meer. Ook de Oostwand is grotendeels verwoest. Vier dagen vechten hebben in Groningen meer vernielingen aangericht dan in de jaren ervoor. De stad kreeg in de oorlog 100 brisantbommen, 90 fosforbommen en 1000 brandbommen te verwerken. 63 Canadezen, 110 burgers en ongeveer 300 Duitsers zijn omgekomen. Een groot deel van het centrum is weggebrand.
De wederopbouw zou tientallen jaren duren. De stad trekt in de zomer van het bevrijdingsjaar de Delftse stedenbouwkundige Grandpré Molière (1883-1972) aan om de Grote Markt – evenals de Vismarkt en het Martinikerkhof – een nieuw gezicht te geven.
De wederopbouwboerderijen van Hooghalen
Frens Hoving (1947) wijst met zijn rood-witte stok naar de tuin waar een wit beeld van kalksteen staat. ,,Heb ik gemaakt. Dat kan ik nog wel.’’ De voormalig stedenbouwkundig tekenaar raakte enkele jaren geleden door een complicatie tijdens een operatie aan zijn oog bijna zijn volledige zicht kwijt. Met mijn andere oog zag ik al niks.’’
Frens Hoving bij een zogeheten wederopbouwboerderij in Hooghalen aan de Stationsstraat 1. Foto: Rens Hooyenga
Zijn handen vinden een groot boek dat voor hem opengeslagen op de keukentafel van zijn huis in Hooghalen ligt: . Het boek met informatie over alle boerderijen in Hooghalen, Laaghalen en Laaghalerveen verscheen in 2014. Hoving werkte als lid van de historische werkgroep hard mee aan de totstandkoming. ,,Het was nogal een werk. Het werd steeds groter en groter.’’ Hij glimlacht.
De gedenksteen in de muur van de wederopbouwboerderij aan de Stationsstraat 2 in Hooghalen. Foto: Rens Hooyenga
Hoving schreef onder meer over de wederopbouwboerderijen van Hooghalen. Tijdens de oorlog werden in Nederland achtduizend boerderijen tijdens de oorlog vernield. ,,In Drenthe ging het om iets van 150, maar Hooghalen werd bovenmatig zwaar getroffen. Twaalf boerderijen, waaronder zeven aan Middendorp, gingen in vlammen op.’’ Tijdens de bevrijding van het dorp sneuvelden vier Canadese soldaten.
Alle boerderijen aan de Middendorp in Hooghalen werden vernield. Dit is de Middendorp 5 vlak na de oplevering.
Uiteindelijk werden er vijf boerderijen herbouwd, waardoor een aantal boeren ermee moest ophouden. Het Bureau Wederopbouw Boerderijen nam voornamelijk lokale architecten in de arm. ,,Zoveel mogelijk regionale architecten om ervoor te zorgen dat de nieuwe boerderijen dezelfde streekgebonden kenmerken zouden krijgen. Daar hebben ze echt wel over nagedacht. Hiervoor werd de architect Arend Hidding uit Hooghalen benaderd. Hij heeft alle boerderijen gebouwd.’’ Dit betrof Stationsstraat 1 en 2, Middendorp 5 en 6 en Asserweg 13. ,,En de kapschuur bij een boerderij aan de Hoofdstraat.’’
Hovings vader bezat ook een boerderij. ,,Een gemengd bedrijf. Maar die bleef gelukkig gespaard.’’
Na vier jaar gedoe en geruzie had Grandpré Molière er meer dan genoeg van en gaf er de brui aan. Een driekoppige commissie nam zijn taken over en handhaafde in grote lijnen het basisplan van de bouwkundige. En eindelijk, eindelijk gaf de gemeenteraad in 1952 het groene licht. De wederopbouw kon beginnen.
‘Gelukkig komen er bomen voor het Market Hotel’
,,Op veel plekken in en rond de binnenstad zie je naoorlogse bouw op straathoeken, dit was de route die de Canadezen volgden, komend vanuit het zuiden. Zij schoten de hoeken eraf. Op de Grote Markt zelf was de schade nog vele malen groter.’’
Aan het woord is architectuur- en stedenbouwhistoricus Peter Michiel Schaap, tevens directeur-bestuurder van GRAS, het platform voor architectuur en stedenbouw in Groningen. Hij is zeer te spreken over het resultaat voor de Noordwand.
Sporen van de bevrijding
WOII-gids Joël Stoppels van Battlefield Tours geeft rondleidingen in binnen- en buitenland over de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog. Stoppels, woonachtig in Groningen, groeide op in Appingedam. ,,Het is verbazingwekkend hoeveel sporen, zoals kogelgaten en granaatinslagen, je nog gewoon kunt zien. Maar vreemd is het eigenlijk niet. Vooral in de stad Groningen en in de regio rondom Delfzijl vonden zware gevechten plaats. Neem nou Wagenborgen: de Canadezen hebben daar een strijd geleverd die dagenlang heeft geduurd. Of Holwierde, ook daar hebben de Duitsers zich fel verzet. En wist je dat Appingedam vlak na de bevrijding moest worden geëvacueerd, omdat de Duitsers het onder vuur namen? De oorlog is nog steeds zichtbaar.’’
De Martinitoren stond na de bevrijding nog fier overeind, maar het had weinig gescheeld of de Duitsers hadden deze in brand gestoken. Foto Jan Willem van Vliet.
Stoppels staat tijdens zijn rondleidingen altijd even stil bij de achterkant van het Stadhuis. In de gevel aan de kant van de Waagstraat zit het ‘litteken’ van lichtspoormunitie. ,,Een Canadese tank vuurde een caramboleschot af. De munitie ketste tegen de muur af en raakte Duitse soldaten die zich even verderop hadden verschanst.’’
,,Je ziet nog steeds de fantastische, naoorlogse grandeur. Veel panden in het rijtje waren destijds nationaal en internationaal nieuws. Mooi is ook dat de naoorlogse gebouwen zich heel natuurlijk in de bestaande structuur van de stad voegen. Eind jaren 90 is er nog een plan geweest om de Noordwand te slopen. Wat mij betreft mogen we blij zijn dat dit niet is doorgegaan. Het opknappen van de voormalige V&D laat nu ook goed zien hoeveel kwaliteit er eigenlijk in die panden zit. Die kwaliteit zat ook in de gesloopte naoorlogse Oostwand. Het is goed dat de rooilijn hier nu weer is hersteld, al vind ik niet elk pand even geslaagd. En dan vooral het Market Hotel. Gelukkig komen er nu bomen voor.’’
De Noordwand vlak nadat de herstelwerkzaamheden zijn voltooid. Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, Groninger Archieven
Ook na de oorlog verliep de nieuwbouw van de Oostwand niet zonder rumoer. Het eerste gebouw dat herrees was de sociëteit van Vindicat, precies op de plek waar het beruchte Scholtenshuis stond dat als hoofdkwartier van de Duitse Sicherheitsdienst en de Sicherheitspolizei dienstdeed en waar verzetsstrijders werden verhoord en gemarteld. In februari 1954 was de bouw gereed.
Aireydorp in Emmen
Een vorm van Britse systeembouw werd in 1947 naar Nederland gehaald om de enorme woningnood te lenigen. De huurwoningen bestonden uit witgrijze blokken en stalen frames. Vanwege de lichte kleur van de huizen spraken bewoners ook wel over Jeruzalem of Klein Jeruzalem. Van de oude Aireydorp-huizen in Emmen staan er nog een stuk of dertig overeind. Om de huizen is een nieuwe schil geplaatst, waardoor de grijswitte betonblokken niet meer te zien zijn. De betonnen woningen verschenen ook in Jeruzalembuurt in Meppel. Ze werden gebouwd voor een periode van maximaal vijftig jaar.
Aireydorp in Emmen. Deze Britse systeembouw werd in 1947 naar Nederland gehaald om de enorme woningnood te lenigen. De huurwoningen bestonden uit witgrijze blokken en stalen frames. Vanwege de kleur van de huizen spraken bewoners ook wel over Jeruzalem of Klein Jeruzalem. Van de oude Aireydorp-huizen in Emmen staan er nog een stuk of dertig overeind. Om de huizen is een nieuwe schil geplaatst, waardoor de grijswitte betonblokken niet meer te zien zijn. De grijze betonnen woningen verschenen ook in Jeruzalembuurt in Meppel. Ze werden gebouwd voor een periode van maximaal vijftig jaar.
Het herstel van de Grote Markt nam jaren in beslag. Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, Groninger Archieven
‘Je voelt dat er aan deze wijk een ideologie ten grondslag ligt’
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed selecteerde in 2011 dertig Nederlandse wederopbouwlocaties uit de periode 1940 – 1965 die van cultuurhistorisch belang zijn. De Rijksdienst maakte onderscheid tussen drie types wederopbouw: herstelde oorlogsschade, naoorlogse wijken en de landelijke gebieden (zoals ruilverkaveling). De Wijert-Noord in Groningen, genoemd naar een versterkt huis dat er in de middeleeuwen stond, is een van de geselecteerde naoorlogse wijken. De uit Rotterdam afkomstige stedenbouwkundige Henk Eysbroek ontwierp het gebied tussen 1957 en 1959, de wijk zou 3000 woningen tellen en was berekend op 9000 bewoners, zoals studenten, bejaarden en gezinnen.
Wederopbouw
Minister-president Willem Drees stond met zijn helm en oliejas symbool voor de wederopbouw van Nederland. Foto: ANP
Europa is na de oorlog een woestenij van steen en staal. Veel huizen, fabrieken, bruggen, wegen en rails zijn vernietigd. Van een economie is geen sprake. Nederland ondergaat in de periode 1945-1965 een metamorfose. De Marshallhulp van de Verenigde Staten, genoemd naar de toenmalige minister van buitenlandse zaken George C. Marshall, speelt hierbij een belangrijke rol. Hiermee moet de economie worden opgebouwd, maar de hulp heeft ook als doel een barrière op te werpen tegen de verspreiding van het communisme vanuit Oost-Europa. In 1948 kende het Amerikaans congres 13 miljard dollar toe aan zestien Europese landen. 80 procent was een gift, het restant een lening.
Schaap gebaart naar de Vondelflat. ,,Moet je nou toch kijken! Die royale opzet van de openbare ruimte met die vijver en het park ervoor. Echt prachtig. Je voelt dat er aan deze wijk een ideologie ten grondslag ligt. Over alles is nagedacht.’’
De bouw van de Vondelwijk in de naoorlogse wijk De Wijert in Groningen. Foto: Fotobedrijf Piet Boonstra, Groninger Archieven
Hij wijst naar een portiekflat tegenover de bibliotheek aan de Van Lenneplaan. ,,Vier verdiepingen, dat zie je voor en na de oorlog niet veel in Groningen. Meestal is het drie. Dat is best jammer, want in de stedenbouw kunnen wijken die extra hoogte best aan. Het wordt er zelfs beter van. Let ook op het tuintje tussen de voorgevel en de straat; die zorgt voor een mooie overgang tussen de straat en de portieken. Het creëert ook privacy. Zie je die kelderramen die net boven het maaiveld uitkomen? Die half verdiepte bergruimte is natuurlijk prettig voor bewoners, bijkomend voordeel is dat de appartementen erboven net wat hoger liggen, zodat je van buiten niet rechtstreeks de kamer inkijkt. Eigenlijk is het zonde dat juist dit soort kwaliteiten in veel nieuwbouw niet terugkeren. Daar zie je geen portieken meer, laat staan een kelder met bergingen.’’
De Van Lenneplaan in De Wijert. Foto DvhN
De Wijert was gebouwd op geboorte, leven en sterven
De Wijert in Groningen wordt gezien als een van de mooiste naoorlogse wijken van Nederland. ,,Het is een echte stempelwijk met een en vast patroon van woonblokken, bestaande uit laag- en stapelbouw, kenmerkend voor de naoorlogse stedenbouw. Het achterliggende idee was dat een aantal stempels samen een buurt vormt. En een aantal buurten vormt weer samen een wijk. De onderliggende ideologie van de wijkgedachte was heel erg sociaal en maatschappelijk bewogen. Het was een samenleving. Daarom vind je in de buurten van deze wijken ook altijd winkels, scholen en kerken. Men ging ervan uit dat het – heel plat gezegd – niet nodig was de wijk te verlaten, omdat alle voorzieningen hier aanwezig zijn. Je wordt er bij wijze van spreken geboren, dan beland je op een gegeven moment in een appartement of een gezinswoning. Om vervolgens bij een ouderenwoning uit te komen en daarna glijd je bij wijze van spreken zo je kist in.”
Met bussen naar Emmen om de wederopbouw te zien
Ook de wederopbouwwijken Emmermeer, Angelslo en Emmerhout rond het bosgebied de Emmerdennen zijn van nationaal belang, aldus de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed. ,,Emmen werd net als Delfzijl na de oorlog tot industriële groeikern uitgeroepen’’, legt architectuur- en stedenbouwhistoricus Marieke van der Heide uit. De komst van de Enkalonfabriek in 1950 bracht de groei in een stroomversnelling. ,,De bedoeling was uit de armoede te komen en daarom werd er op grote schaal industrie gepland. En daar had je natuurlijk mensen voor nodig en die moesten wel ergens wonen. De aanleg van deze drie nieuwe wijken begon in de jaren 50 en duurde tot in de jaren 70. In die periode zie je heel veel vernieuwingen in de stedenbouw. Alle nieuwe ontdekkingen en inzichten zag je in de totstandkoming van de wijken terug.’’
De Lustergeonstraat in de wijk Emmermeer vlak na de wederopbouw. Bron: Drents Archief.
De Lustergeonstraat in Emmermeer, een van de oudste naoorlogse wijken in Emmen. Foto DvhN
Emmermeer ontstond vijf jaar na de bevrijding. De woonerven in Angelslo en Emmerhout zijn naar Engels en Scandinavisch voorbeeld. Stedenbouwkundige Niek de Boer en architect André de Jong speelden een grote rol. Deze wijken waren het domein voor voetgangers en fietsers, een primeur voor Nederland.
,,Er was ongelooflijk veel aandacht voor groen in die wijken. En bij sommige buurten werden de houtwallenstructuur en het reliëf van het bestaande landschap in het ontwerp meegenomen. Dat is wel een verschil met bijvoorbeeld De Wijert in Groningen ,waar je daarvan niets terugziet. Men kwam met bussen naar Emmen toe om dat met eigen ogen te zien.”