De gemakswinkel in het kalme Groningse dorp was niet gewend aan vrouwen zoals zij. Ze droeg een donkerblauw stoffen mondkapje, sprak het mooiste Engels dat er bestaat, en was ronduit pissig.
Het echtpaar achter de balie werd er een beetje giechelig van. Zij konden er verder ook niks aan doen, zeiden hun schouders.
De Engelse, haar lange bruine haar nat van de regen, nam daar geen genoegen mee. Dat pakket van vijf kilo was hier bezorgd, vier kilometer van haar huis, en nu moest ze er nog voor betalen ook en ze was op de fiets en kon dit toch onmogelijk meenemen en...
Ik viel middenin de discussie dus begreep het maar half. Met kleine zoon was ik in de ‘gemakswinkel’ (vroeger: tabakszaak) om een pakketje op te halen waarvan ik hoopte dat het een rekenmachientje was voor grote zoon, maar het bleek een aangetekende brief uit Oostenrijk.
Dit ‘Einschreiben’ bracht me terug in die snoeihete zomervakantie toen Google Maps ons een snellere route wees waardoor we hooguit een kwartiertje over Oostenrijkse wegen reden. Op deze natte oktoberdag kreeg ik de boete voor het niet hebben van een tolvignet. Nooit aan gedacht. Honderdtwintig euro.
Ik tekende voor ontvangst met mijn vinger op een schermpje. Hoe graag ik het echtpaar van de gemakswinkel hiervan ook de schuld wilde geven, het lukte me niet.
De Engelse brieste nog even door. Dat was uiteindelijk maar goed ook, want zo hoorde ik dat ze bij mij om de hoek woonde en ik was met de auto. Een simpel aanbod kan een boze vrouw zomaar veranderen in een dankbaar klein meisje. Er schoten tranen in haar ogen.
In de auto fantaseerden we over wat er in die doos met al die stickers en stempels zou zitten - dagboeken, Pokémon, een bruidsjurk, de Imperial Star Destroyer van Lego - en toen we bij haar voor de deur stonden deed ze open met een doos Thank You-chocolaatjes in de hand. Doorweekt, bibberend en blij.
Op de deur hing nog steeds een vriendelijk Nederlands briefje voor de bezorger: of hij het pakketje alsjeblieft in de schuur wilde zetten.