Op de autoradio klonk de danser gelukkig. Ik vond het jammer dat ik hem niet kon zien. Voor mijn ogen dansten alleen de witte wieven I column Maaike Borst
De mist hing in flarden over de weg. Grijswitte dekens in de duisternis.
,,Zie je echt niks? Niet één lichtje?’‘
De man die ik had gebeld om wakker te blijven op deze eindeloze slingerwegen in de leegte, probeerde zich een voorstelling te maken van wat ik zag.
,,Niks.”
Hij lag al in bed. Tanden gepoetst, bedlampje aan, hoofd in het kussen. Veel had hij niet meer te vertellen. Daarna moest ik toch echt zelf mijn ogen zien open te houden onderweg.
Ik had nog nooit van ‘witte wieven’ gehoord voordat ik in het Noorden kwam wonen. Misschien heb ik ze hier ook wel voor het eerst gezien, want ik groeide op in een gezin zonder auto in het centrum van de stad.
Op de radio vertelde een danser over de psychose waarin hij belandde toen hij begin twintig was. Hij werd achtervolgd, mishandeld, verkracht, vermoord en was aanwezig bij zijn eigen begrafenis. Die psychose voelde zo echt dat hij er een trauma aan had overgehouden.
Ik was eindelijk in Winschoten, nam de vierde afslag op de rotonde en reed de A7 op.
Witte wieven zijn prachtig. Soms zie ik ze ‘s ochtends vroeg vanuit mijn slaapkamerraam – alsof je er in kunt duiken en wegzinken in dons. Ook op nachtelijke wegen zijn ze verleidelijk, die lichte flarden om voorgoed in te verdwijnen. Er zijn avonden dat je zou willen dat het kon.
De danser had later ontdekt dat hij met beweging zijn trauma kon verzachten. Zijn passie werd therapie en nu hielp hij er anderen mee. Op de autoradio klonk de danser gelukkig. Ik vond het jammer dat ik hem niet kon zien.
Voor mijn ogen dansten alleen de witte wieven.
Thuis was de man die niets meer te vertellen had toch wakker gebleven. Pas toen ik binnen was, viel hij gerust in slaap. Het bedlampje had hij uitgedaan, dus ik zag niets meer.
Op de tast vond ik mijn kussen. Wit, koud en donzig. Ik zonk erin weg.