Ooit duwde de minister-president een man in een rolstoel vooruit op een bouwplaats in Appingedam. De man en zijn vrouw kregen een nieuw huis omdat hun oude onveilig was verklaard en samen gingen ze kijken op de kavel.
De minister-president maakte grapjes met het echtpaar en keek zijn ogen uit. Wat was het allemaal toch een werk, hè. Ongelooflijk.
Het was maart 2020, de dag daarvoor was zijn eerste coronapersconferentie geweest (die ene waarin hij handen schudden afraadde en daarna Jaap van Dissel de hand reikte) en de minister-president was al zo lang minister-president dat hij dit soort werkbezoeken tot in de puntjes beheerste.
Betrokkenheid tonen, op het gemak stellen, doen alsof je net zo bent als zij.
Met het echtpaar, de bouwhelmen op, vergaapte hij zich aan de kracht van de machines. Alsof het hele gebeuren ook hem allemaal maar was overkomen. Alsof hij de machinerie van dit land niet al jaren aanstuurde.
Een toeschouwer.
Aan de overkant van de straat waaraan de bouwkavel lag, stonden nog wel huizen. Daar waren de bewoners niet per se blij mee, omdat ze zich afvroegen waarom hún woning dan niet onveilig zou zijn. Zij hadden ook wel graag met de minister-president naar de bouw van hun splinternieuwe huis willen kijken en wat grapjes maken.
Na die dag rolde de minister-president soepeltjes van de ene in de andere crisis en op een gegeven moment moest hij verschijnen voor de parlementaire enquêtecommissie gaswinning – over een probleem dat al te oud en versleten was om de naam crisis te mogen dragen.
Tijdens zijn verhoor gaf de minister-president de kijkers een filmtip: Barst?!, gemaakt door Groningse jongeren uit het aardbevingsgebied. Móét je zien, zei hij haast enthousiast, dan voel je echt wat dit allemaal doet met kinderen.
De minister-president was al zo lang minister-president dat hij dat kon, met een zak chips op de bank kijken naar hartverscheurend drama dat zich onder zijn bewind had afgespeeld en denken: oh, wat erg.