De tranen vielen buiten. Ik was net op mijn racefiets gestapt, had een raar strak pakkie aan, helm op mijn hoofd gesnoerd, schoenen vastgeklikt, ogen verscholen achter zo’n glimmende zonnebril.
Geen moment waarop je per se een bekende wil tegenkomen.
Ze was ook op de racefiets, zij het zonder al die poespas. Ze was gewoon even wat lucht gaan happen en niet iedereen heeft daar dan ook meteen overdreven snelheid bij nodig. Dat is míjn tic.
In die lucht, die we allebei eigenlijk even in stilte wilden ademen, hing nu de onvermijdelijke vraag ‘hoe gaat het?’. En we wisten dat we daar niet licht aan voorbij konden gaan, want haar leven stond op zijn kop en mijn oprechte ‘goed’ kwam ook niet zomaar uit het niks.
Dus stonden we daar, onhandig geremd op straat, snelle fietsen tussen de benen, te praten. Over grote beslissingen en de twijfel die volgt. Over de angst van het missen en de opluchting van het terugvinden.
,,Hee! Ken ik jou?”
De roep die over straat klonk kwam van de puberzoon, die slingerend en vol bravoure met zijn vrienden door het dorp fietste. Soms zie je je kind ineens van afstand: hij leunde ontspannen op zijn stuur, krullen in de wind, blij hoofd eronder.
Als je niet oppaste zou je er zomaar ineens om kunnen huilen, maar het waren niet mijn tranen die vielen. Het waren de hare.
,,Dat heb ik ook steeds als mijn moeder belt”, zei ze. ,,Duurt even, gaat wel weer over.”
Ik had mijn helm en zonnebril wel afgezet, maar nog steeds zat van alles de broodnodige knuffel in de weg. De fietsen, de voorbijgangers, het net-op-weg-willen, dat stomme lycra-pakje.
Het duurde inderdaad maar even. Ze veegde haar tranen weg en terwijl we probeerden om snel ‘echt’ iets af te spreken reed een oudere vrouw met paniek in de ogen recht op ons af.
,,Ik kan er niet langs!”, riep ze.
We keken op, zagen de tegenliggers van de ene kant komen en de vrouw van de andere en moesten toegeven dat wij iets te veel straat in beslag namen maar daar was nu bar weinig meer aan te doen.
De vrouw, op e-bike, ging te hard om nog te remmen. Ik leunde opzij en ze scheerde rakelings binnendoor, tussen de goot en de sierkeien van de buren. Dat is ook een levenshouding: gewoon doortrappen en maar hopen dat het vanzelf goedkomt.
Tijd om te gaan, we zouden nog wel appen over die afspraak. Ik zette helm en zonnebril weer op en fietste harder dan ik in lange tijd had gedaan. Alsof ik opeens alles eruit moest halen wat erin zat.