Het onderzoeksrapport wordt door gedeputeerde Gert-Jan Schuinder overhandigd aan Susanne Sütterlin, manager Gewasbescherming en Fytosanitair van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Foto: Gerrit Boer
Kan de lelieteelt toe met minder gewasbeschermingsmiddelen? Het antwoord is klip en klaar: ja. Dat blijkt uit de resultaten van het programma duurzame bollenteelt Drenthe. Dit biedt hoop voor verontruste inwoners van Drenthe. Chemiearme lelieteelt blijkt zeer goed mogelijk.
De acht deelnemende lelietelers in het proefproject behaalden spectaculaire resultaten bij hun pogingen om de hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Over de hele linie werd een reductie gerealiseerd van 58 procent aan milieubelastingspunten (MBP), een registratiesysteem dat aangeeft hoe schadelijk een gewasbeschermingsmiddel is voor het milieu.
Bij sommige individuele gewasbeschermingsmiddelen lagen de scores nog hoger. De producten voor bladschimmelbestrijding werden met liefst 87 procent teruggedrongen. Ook op het gebied van onkruidbestrijding werd enorme vooruitgang geboekt. De acht telers verminderden het gebruik van deze zogeheten herbiciden met 79 procent. Dit alles zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van hun leliebollen.
Vaker het land op
Daarmee komen de telers al in de buurt van de hoeveelheden chemie die bijvoorbeeld in de reguliere akkerbouw gangbaar zijn. De provincie Drenthe wil het gebruik van de bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt over drie jaar gelijkstellen aan het niveau van de aardappelteelt. „Een aantal percelen zit daar nu al onder”, meent Ben Seubring, projectleider van onderzoekslaboratorium HLB in Wijster, die samen met de telers en verschillende partners vrijdag het onderzoek presenteerde, „een aantal heeft nog een stevige inhaalslag te maken.”
De deelnemende telers moesten daarvoor wel investeren. In innovatie, maar ook in arbeid. Op een ‘schonere’ manier telen, vergt een andere manier van werken, met moderne technologie. Het is ook arbeidsintensiever. De boer moet vaker het land op. Met een wiedeg bijvoorbeeld, maar opmerkelijk genoeg ook met de spuit. „Maar daar zitten niet altijd chemische middelen in, zoals veel mensen denken, maar ook biologische”, zegt Seubring.
Gedeputeerde Gert-Jan Schuinder van Landbouw is blij met de resultaten van het onderzoek duurzame bollenteelt Drenthe. Hij heeft de lelieteelt tot een speerpunt gemaakt van zijn beleid, in een poging de maatschappelijke onrust weg te nemen, die is ontstaan over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de vermeende relatie met neurologische ziekten.
„De resultaten zijn enorm positief”, zegt Schuinder. „Ik hoop ook dat iedereen, voor- en tegenstanders van de lelieteelt, deze cijfers beschouwt als feiten. Vanuit feiten kun je namelijk het beste redeneren. Niet vanuit aannames. Als telers laat je ook zien dat je met minder gewasbeschermingsmiddelen toe kan. Het mooie is ook dat ze zeggen: het kan nog verder naar beneden. Dat biedt perspectief voor de toekomst.”
In drie jaar tijd, zo kondigde Schuinder deze week aan, moet de lelieteelt op het niveau zitten van de aardappel als het gaat om gebruik van chemische middelen. „Het kan zijn dat we daar nu nog tien of twintig procent van af zitten. Maar de ontwikkeling stopt niet. Ik ben ervan overtuigd dat het kan.”
Beslissing Ondersteunende Systemen (BOS) hielpen de telers om slimmer te spuiten op basis van weerdata. Satelliet-gestuurde spuittechnieken kunnen tot op één centimeter nauwkeurig bepalen waar gespoten wordt. En stoppen automatisch als de rand van een perceel bereikt wordt.
Ook de drift (het ongewenst meevoeren van de nevel in de lucht) werd drastisch teruggebracht. Tot meer dan 90 procent. Dat ligt ruim boven de wettelijke normen boven 75 procent. Voor een groot deel wordt de maatschappelijke onrust die is ontstaan bij de bevolking over de Drentse lelieteelt, veroorzaakt door de verspreiding van de ‘giftige’ nevel in de nabije omgeving van lelievelden.
De teler moet vaker het land op met de wiedeg. Foto: HLB
De grootste stappen werden gezet door boeren die bepaalde soorten leliebollen teelden met een hogere resistentie tegen ziekten en virussen. Hoe gezonder de bol, hoe minder gewasbeschermingsmiddelen er immers nodig zijn. Maar overstap naar een ‘nieuwe’ bolsoort is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd, weet projectleider Ben Seubring. „Dat vergt een enorme investering voor de agrariër. Want het duurt wel vier tot vijf jaar voor je weer een heel areaal met leliebollen hebt staan.”
Hoewel op alle vlakken vooruitgang werd geboekt in het onderzoeksproject duurzame bollenteelt Drenthe, blijkt het bestrijden van de bladluis nog het meest ingewikkeld. „Dat blijft de grootste uitdaging voor de sector”, weet onderzoeker Ben Seubring. Bladluizen kunnen virussen overbrengen in lelies. Deze virusinfecties verminderen de kwaliteit van de bloembollen en maken ze ongeschikt voor verkoop.
Afrikaantjes en bloemperken
Er is geëxperimenteerd met het planten van afrikaantjes tussen de leliebollen. Ook werden bloemperken rondom lelievelden ingericht om meer insecten en natuurlijke vijanden van de bladluis te trekken, maar beide maatregelen hadden nagenoeg geen effect. Uiteindelijk blijkt het toepassen van minerale olie het meest effectief in bestrijding van de bladluis, maar dat telt als een gewasbeschermingsmiddel in de lelieteelt.
De gebruikte hoeveelheden minerale olie in de lelieteelt waren altijd torenhoog. Het middel brengt een beschermend laagje aan op het blad, waardoor de bladluis geen kans heeft het blad te infecteren. Maar de olie moet vaak worden gespoten, omdat het snel verdwijnt. In de afgelopen vijf jaar slaagden de betrokken telers er in de hoeveelheden bestrijdingsmiddel voor de bladluis tot bijna de helft (45 procent) terug te dringen. Dat is zeker substantieel. Maar hier valt in de toekomst nog zeker een terrein te winnen. Het ei van Columbus is nog niet gevonden.
De lelieteelt zorgt voor verhitte discussies en protesten, zoals hier bij het gemeentehuis in Diever. Foto: DuoFocus/Persbureau Meter
Tot slot keken de onderzoekers van HLB in Wijster of het mogelijk was om leliebollen te telen zonder het gebruik van chemische middelen. Het zal de felste tegenstanders van de Drentse lelieteelt plezieren dat het antwoord hierop ook ja is. Het is mogelijk voor de biologische boer om lelies te telen, maar wel een uitdaging. Het vergt meer zorgvuldige planning, kosten en arbeid. De vraag is of het dan nog rendabel is voor de ondernemer.
Alle experimenten in het project duurzame bollenteelt Drenthe tonen in elk geval aan dat een chemiearme teelt van leliebollen op termijn heel goed mogelijk is, zo concluderen de onderzoekers.