Onder de brug klinken stemmen. Jongens, de baard nog net niet in de keel. Ze zitten op een oranje opblaasbootje dat op zijn kop in het water ligt. Benen spartelend over de rand.
Ze spoelen het schooljaar van zich af. Het berekenen van hoeken, ontstaan van wereldreligies, onregelmatige Franse werkwoorden, stuwingsregens, snelheid is afstand gedeeld door tijd, Duitse Hoofdletters, hazengedragsprotocollen en literatuurdossiers.
Te water die ballast.
Vakantie is het nog niet, maar de druk is eraf. De laatste toetsweek is voltooid, de zomer is losgebroken, de avond is zwoel.
Ze praten weer onzin. Zoals ze dat vorig jaar als basisschoolkinderen eindeloos deden. De een met pretoogjes zwammend, de ander in schaterlachen uitbarstend.
Simpel leven. Verbrande schouders die nagloeien, de rug stijf van legendarische bommetjes vanaf de dorpsbrug, de buik vol van softijs met chocoladedip én nootjes. Wie heeft eigenlijk besloten dat het leven niet altijd zo mag zijn als je 13 jaar oud bent?
Ik kom voor die ene met de schaterlach.
Heb op de klok gekeken, gezien dat het bijna half 11 was en gedaan wat ik als moeder hoorde te doen. Die toetsweek mocht voorbij zijn, er was nog steeds school. Ik ben naar de brug gelopen: het epicentrum van onze dorpszomer.
De moeder van die grappige zwammer arriveerde op exact hetzelfde moment.
We komen ze halen. Weg uit de magische avond die nog steeds licht is. Los van het louterende water van het diep. Onder de beschutting van die verbindende brug vandaan.
Hup.
Afdrogen, T-shirt aan, naar huis, tandenpoetsen, pyjama aan, naar bed. Zorgen dat je morgen weer klaarstaat voor de wereld die heus wel doordendert, of je nou aanhaakt of niet.
Deze avond mag eindeloos lijken, het leven is maar kort.
Aan de leuning van de brug hangt een voetbalshirt, het wegdek is nog warm, de tijd staat stil. Die spartelende benen in het diep doen wel alsof ze onze kant op bewegen, maar verplaatsen in werkelijkheid niets dan water.