Op zijn T-shirt staat Johnny Bravo. Dikke oranje cartoonletters, het stoere tekenfilmfiguur met de blonde vetkuif en de dikke spierballen eronder.
De grote zwarte man in het vrolijke T-shirt huilt. Zijn dochter, een meisje van een jaar of 16, probeert hem te troosten. ,,Papa’’, zegt ze. ,,Tranquil.’’
Zijn zoontje, misschien 10, ligt op een grote koffer. Zijn blauwe crocs raken net de grond.
We kijken naar de huilende man, een groepje journalisten voor het asielcentrum in Ter Apel. Hij vraagt of we een hostel weten, hij heeft wel geld. Wij weten geen hostel in Ter Apel, en verderop wacht een bus om hem en zijn kinderen naar een noodopvanglocatie te brengen.
Ik was het bestaan van Johnny Bravo eigenlijk vergeten. Nu weet ik het weer. Die onverbeterlijke macho die dacht dat hij onweerstaanbaar was.
De man met het bord voor zijn kop.
Rond de huilende man is het stilgevallen. Ook de vaak luidruchtige Arabische mannen die de sfeer rond de hekken van het asielcentrum kunnen domineren, kijken zwijgend toe. Alsof die hele opvangcrisis zich op dit moment samenbalt in deze ene man.
Je weet niet of het komt door uitputting, wachten, onduidelijkheid, honger, dorst, uitzichtloosheid of persoonlijk trauma. Uiteindelijk hebben we natuurlijk allemaal een bord voor de kop. Wat weet ik van het leven van deze man? Komt zijn wanhoop door het kapotte Nederlandse asielsysteem? Hoe kunnen we oordelen over het lot van deze mensen?
Die sterke tienerdochter blijft hem maar tot kalmte manen. Aait over zijn schouder, praat zachtjes tussen zijn luide uithalen door. Ze heeft een papa nodig die overeind blijft. Een Johnny Bravo desnoods, gewoon alles ontkennen en blijven doen alsof hij de beste is.
Wij kijken sprakeloos toe. Totdat er een medewerkster van het Rode Kruis aan komt lopen. ,,Do you want to take the bus?’’ zegt ze uitnodigend.
De dochter haalt opgelucht adem, de wezenloze blik van het zoontje komt weer tot leven. De man krabbelt overeind, hangt een rugzak om en tilt een zware koffer boven zijn hoofd. Bravo.