Dick Schoof, de nieuwe premier. Foto: Jeroen Jumelet
Waar het Nederlands elftal voor eenheid zorgt, zal het nieuwe kabinet het land verder verdelen. De vraag die boven deze dag hangt: waar kijken we naar?
Als één man staat het land dinsdagavond achter het Nederlands elftal, als Oranje het in de achtste finale van het Europees kampioenschap opneemt tegen Roemenië. Straten kleuren weer oranje, pleinen vullen zich met fans, de BBQ’s gaan aan.
De getoonde trots laat zien dat het land hunkert naar eenheid. Het is niet-uitgesproken vaderlandsliefde: juichen voor het rood-wit-blauw, hopend op een succesje om met anderen te vieren.
Hoe anders zal dat gevoel een paar uur eerder zijn, als het kabinet-Schoof zich op het bordes presenteert. De opstelling is het toonbeeld van nationalisme, voorgegaan door een cultuurstrijd over van wie dit land is.
Kabinetsploeg gezicht van radicaal-rechtse wind
Van ons, zeggen PVV, VVD, NSC en BBB in hun hoofdlijnenakkoord Hoop, lef en trots. PVV-leider Geert Wilders verzilverde zijn verkiezingszege en heeft wat hij wilde: een radicaal-rechts kabinet. Dick Schoof en zijn ploeg zijn daar nu het gezicht van.
Met de bordesscène komt het agressieve nationalisme aan de macht, een term die de Britse journalist George Orwell tachtig jaar geleden introduceerde. Hierbij draait het om macht, overwinning en vernedering - hoe maakt niet uit.
De opstelling van de vier coalitiepartners past bij Orwells grootste aanklacht: de menselijke neiging om zich vast te bijten in een overtuiging verhardt zich tot een ideologie - en daarmee een stammenstrijd. Je identificeert je met een doel en duldt daarop geen enkele kritiek. Feiten doen er toe zolang ze je uitkomen.
Wie zijn wortels diep heeft gestoken, krijgt voorrang
De vier hebben hun ideale Nederland vormgegeven in het hoofdlijnenakkoord. Wie zijn of haar wortels diep in de grond heeft zitten, mag zich gewenster voelen dan iemand die dat niet heeft. Schoof I wordt daarmee het kabinet van het eigen gelijk, waarbij het eigen volk voor gaat, ten koste van waar men een hekel aan heeft: de ánder.
Het uit zich in hun blik op de Europese Unie, ontwikkelingssamenwerking, de opvang van asielzoekers, universiteiten, wetenschap, cultuur en media, natuur en milieu. De coalitie betaalt er de rekeningen mee en trekt de eigen kiezers mee haar bubbel in.
Het is ook waar het nationalisme zich mengt met populisme. De partijen bedienen alle hun eigen achterban. De PVV op migratie, BBB op landbouw, NSC op goed bestuur en VVD op veiligheid. Het is een uiting van opgekropt onbehagen, zonder de gevolgen te willen overdenken.
Bij voorbaat een wig gedreven
Wat de komende regeerperiode riskant maakt, is dat wat de vier hun kiezers willen bieden helemaal niet kan - al is bij voorbaat een wig gedreven. Neem het weren van milieuorganisaties bij het aanvechten van gerechtelijke uitspraken. Wat onwelgevallig is, kan niet zomaar klein gemaakt worden - maar ze willen het wél.
Hetzelfde zie je bij het mondialisme. Het kwartet wil wél de lusten, maar níét de lasten van de grenzeloosheid van de economie. Wél de Europese markt, níét de Europese milieuregels. Wél de export, maar géén ontwikkelingssamenwerking of goed bezette ambassades.
Het kabinet grossiert bij aanvang al in wat Orwell tachtig jaar geleden ‘blinde partijdigheid’ noemde ‘die onze blik op de werkelijkheid vervormt’, waarbij het spelen met de waarheid geen taboe is. Feiten die je niet passen, ontken of negeer je, schreef Orwell.
Wie gaat de schuld krijgen?
De vraag die de komende jaren gaat spelen: wie krijgt de schuld? Wat als het kabinet het migratiecijfer niet kan laten dalen, of de boerenwoede niet wordt getemd? Is ‘Europa’ de gebeten hond, of zijn het rechters, ambtenaren, de oppositie of de media? Of gaat er een hand in eigen boezem?
Het populisme won de verkiezingen door voor alles schuldigen aan te wijzen. Nu dat zelf het kabinet vormt, is er binnen de politiek niet langer een boeman aan te wijzen. Het speelveld verlegt zich naar andere pijlers onder de democratie.
In een tijdsgeest waarin de grens tussen waarheid en leugen verwatert en het loont je te beperken tot het eigen gelijk, wordt de grootste uitdaging om feit en fictie te scheiden, opvattingen van ideologie, kritiek van aanval.
Daar is bij iedereen ‘hoop, lef en trots’ voor nodig, zoals Orwell ook nooit alleen zwartgallig wilde zijn. Kabinet, Tweede Kamer, media én electoraat passen daarbij ook, hoe moeilijk, zelfkritiek en een faire blik met de ogen op de bal, niet op de man. Alleen dan valt er voor héél Nederland wat te juichen.