„Het is best gek”, zei de man in huis toen een lieve overbuurvrouw appeltaart had langsgebracht. „Je krijgt al een prijs, brengen mensen je ook nog taart. Eigenlijk zouden ze dat moeten doen als je géén prijs hebt gewonnen.”
Ik was het niet met hem eens. Het allermooiste aan het winnen van een prijs zijn juist al die felicitaties en lieve berichten van allerlei mensen – soms uit onverwachte hoek of vanuit een ver verleden.
De man had wel gelijk dat het zonde is dat we dat niet gewoon vaker doen: laten weten dat je iemands werk waardeert. Zo uitte ik mijn bewondering voor een fotograaf die ik al tijden kende pas nadat hij officieel was bekroond tot de beste van het jaar. Waarom wachten op een jury?
Ik zette de taart in de koelkast, zag het halflege blikje kattenvoer in de deur staan – aluminiumfolie erover – en de vrolijkheid vervaagde weer. Onze jonge poes was al een paar dagen verdwenen.
Het is een slechte combinatie: een mooie journalistieke prijs winnen en tegelijk een kat kwijt zijn. Bij elke berichtje hoop je dat de poes is gevonden en zo begint iedere felicitatie als teleurstelling. Ook van de overbuurvrouw met de appeltaart wilde ik het liever dat ze Mia in haar schuur had ontdekt.
Ik ging op pad om posters op te hangen. Zo’n poster met heel groot ‘vermist’ erop en een schattig poezenkoppie eronder. Ik plakte ze met ducttape op lantaarnpalen totdat ik plotseling een jonge vrouw lijkbleek op straat zag liggen. Twee voorbijgangers waren met haar bezig en ik snelde toe om te zien of ik iets kon doen.
„Ze heeft een zoutoplossing nodig”, zei een vrouw die haar kende en wist wat er aan de hand was. Ik rende naar het buurthuis vlakbij en kwam terug met een groot glas kippenbouillon. De vrouw lag nu op haar zij, haar hele lichaam trilde en ze huilde. Het was een naar gezicht maar ook geruststellend dat ze bewoog en haar ogen open had.
Alle mensen die voorbijkwamen stopten. Iedereen wilde iets doen. Een jongen stond hulpeloos toe te kijken naast zijn scooter, een man beende druk in het rond en bleef maar vragen of hij niet iemand kon bellen. „Bedankt lieve mensen”, zei een van de kennissen van de gevallen vrouw nadrukkelijk. „We zijn bij haar.”
Dat was het signaal om te gaan. Op de fiets terug kreeg ik al een berichtje van iemand die Mia onlangs had gezien. Ik klaarde op. De mensen waren lief en onze kat leefde in ieder geval nog.
Thuis ging de deurbel en maakte mijn hart een sprongetje. Het bleek de bezorger van een prachtige bos bloemen. Bedoeld als felicitatie, maar ze deden het minstens zo goed als troost.