Het was de manier waarop er werd aangeklopt. Ik wist het meteen. De tikken op de deur waren niet heel hard, ook niet agressief, maar wel zo snel en venijnig dat het volstrekt duidelijk was.
Hier kwam iemand verhaal halen.
Ik was net terug van een rondje fietsen. Bezwete kop, rode wangen, wielrenbroek nog aan. Het trof dat we zo’n boerendeur hebben waarvan je ook alleen het bovenste deel kan opendoen. Zo stond ik niet direct voor schut in het conflict dat zou komen.
Het fietsen was zwaar geweest. Heen tegen de snoeiharde westenwind in, met zware benen die geen zin hadden en zelfs niet los kwamen toen ik wind mee langs het Van Starkenborghkanaal werd teruggeblazen. Ik had 35 kilometer gefietst en het voelde als 100.
Ik deed de deur open en voor me stond een vrouw uit het dorp die ik wel van gezicht kende maar verder niet. Ze had haar armen over elkaar geslagen. Ze keek me aan en zei: „Zou jij je zoon wat beter kunnen opvoeden”.
De zin was opgebouwd als een vraag maar er klonk geen vraagteken. Het was een opdracht, of op zijn minst een verwijt.
Wat ik had kunnen doen, was proberen om het haar uit te leggen. Hoe het gaat bij ons thuis. Hoe we balanceren op hormonen. Hoe we het ene moment worden afgeblaft en het andere geknuffeld. Hoe we daar natuurlijk zelf ook een rol in spelen maar we die nog niet helemaal doorzien – laat staan in de vingers hebben. Hoe die puberteit alles op losse schroeven zet.
Ik deed het niet. Ik hoorde haar verwijten aan, nog nahijgend van mijn eenzame geploeter tegen de wind. Daar tussen de weilanden had ik alleen mijn eigen benen gehad om tegen te vloeken, alleen mijn eigen pijn om te verbijten. Daarom houd ik zo van fietsen, zelfs als het voor geen meter gaat.
Wat ik ook had kunnen doen, was haar vertellen hoe het soms voelt. De twijfel of je het wel goed genoeg doet. De zorgen dat je kind je uit de handen glipt. De vrees dat ‘ie, steeds verder uit het zicht, verkeerde keuzes maakt. De wetenschap dat je natuurlijk fouten maakt, en de hoop dat de rest daar dan maar voldoende tegenop zal wegen.
Ik deed het niet. Ik stond daar, met die halve deur tussen ons in, en liet mijn gekrenkte trots het woord voeren. Ik koos net als zij voor de aanval als verdedigingsstrategie. Hoezo dacht zij iets te kunnen zeggen over hoe ik mijn kind opvoedde? Ze kent me niet eens. Prima als je slecht gedrag van mijn kind aankaart, maar laat mijn opvoeding erbuiten.
Zo kwam ze wel verhaal halen, maar kreeg het niet. Zelf kwam ik de rest van de dag niet meer van die zware benen af.