„Ik ben ziek.” Hij brengt het als een plechtige mededeling. Alsof we dat niet allemaal al weten.
We hebben hem gemist. Hij ons ook. Nu zit hij aan tafel, weer even alsof het gewoon is. Een Grieks biertje uit de fles, een hapje feta in bladerdeeg. Naast hem mensen die hij al een half leven kent, die hij ooit bijna elke dag zag. Collega’s.
Het is een afscheidsetentje. Niet omdat hij ziek is, of weg is bij de krant. Het afscheid is een formaliteit, een bedankje voor jaren van inzet in de redactieraad. Een etentje voor hem, en voor twee anderen.
Het gaat zoals dit soort avonden gaan. Veel grappen, wat discussie, beetje politiek, paar roddels, anekdotes uit de oude doos. Eten is bijzaak, gezelschap telt. Aan het hoofd zit hij, buiten de ergste drukte, met zicht op iedereen. Hij ziet ons lachen, ziet de gesprekken vloeien, ziet de ongemakkelijke momenten, ziet de gerechten verdwijnen, de wijn verdampen.
De tijd hou je niet tegen
De jongste collega’s zitten bij elkaar, zij waren hier als eerste, op tijd, om zes uur. De rest kwam later aankakken, uit generaties die losser zijn, voor wie de tijd nog niet zo kostbaar leek toen ze jong waren. Die nog ruimte hadden om aan te klooien.
Maar met hem aan tafel weet iedereen het: de tijd hou je niet tegen. Of je nu jong bent of niet. Als je pech hebt, is het er opeens: de schaarste van momenten. Wat gewoon was, wordt iets om te koesteren, zoals een etentje met collega’s.
De vriendelijke ober spreekt geen Nederlands. Daar raak je aan gewend in deze internationale studentenstad, die ook mee verandert met de tijd. Ze hebben geen witte wijn meer koud liggen dus schenkt de ober retsina, wat toch niet hetzelfde is. De chocoladetaart maakt veel goed.
Ontroerend cadeau
De collega krijgt een cadeau, een getekend portret van hemzelf, mooi getroffen, serieus. „Net een crimineel”, lacht zijn vrouw de ontroering weg. Zij is voor het toetje (die chocoladetaart!) aangeschoven. Op haar telefoon heeft ze een foto van pakweg dertig jaar geleden, de collega’s als jonge mannen, de haren lang, een clubje vol bravoure.
Dat was een mooie tijd. Zoals alle tijden mooi zijn, en verdrietig tegelijk. Als hij opstaat, portret onder de arm, bedankt hij ons voor een prachtige avond. Zijn ogen zijn nog even glimmend diepbruin als op die oude foto, alleen wat wateriger.
Wij blijven nog even zitten, maar niet lang. Soms eindigen dit soort avonden diep in de nacht in het café. Vandaag niet.