Reddingswerkers vader Kars en zoon Jari uit Ballum over de 'helse nacht' op het vrachtschip Fremantle Highway. 'Het was of nu hier doodgaan of de gok van de sprong nemen'
Vader Kars (l) en zoon Jari Blokker redden mensen uit het water bij de brand op het vrachtschip Fremantle Highway op de Noordzee. Foto: Jan Spoelstra
Met gemengde gevoelens kijken reddingwerkers Kars (49) en Jari (21) Blokker terug op hun uitruk naar de grote brand in het autovrachtschip Fremantle Highway. Blij, trots en bijzonder dat ze erbij waren ,,maar tegelijkertijd was het een helse nacht.”
Vader en zoon zitten op de bank in hun huis in Ballum op Ameland. Jari houdt lunchpauze van zijn werk op een melkveehouderij, Kars, werkzaam als ambulancemedewerker, is net terug van zwemmen in het lokale zwembad. Hun leven gaat eigenlijk alweer zijn vertrouwde gangetje. Niks wijst er op dat ze in de nacht van dinsdag op woensdag een van de eersten waren die hulp kwamen bieden aan de bemanning die vastzat op het brandende autovrachtschip. Behalve dat ze van iedereen berichtjes krijgen. En de flashbacks.
,,Goed”, antwoorden beide mannen op de vraag hoe het nu met ze is. Het zijn mannen die liever niet praten, maar doen. Half 1 ‘s nachts ging hun pieper met de mededeling van de Kustwacht: ‘brand op schip’. Allebei stuurden ze een duimpje omhoog in de groepsapp van de KNRM Ballum; ze kwamen eraan.
Met zes man voeren ze 10 minuten later uit, ver de Noordzee op. ,,Meestal zijn we op de Waddenzee”, zegt Jari. Kars: ,,Dat was het enige waarom ik dacht: misschien is dit ernstig. Het leek alsof we een ver eind de Noordzee op moesten varen.” In de eerste instantie denkt de bemanning van reddingboot Anna Margaretha dat het meevalt. ,,De kapitein van het vrachtschip was rustig. Bizar rustig.” Jari: ,,Te rustig.” Zijn vader knikt. ,,Ik denk niet dat zij toen al doorhadden hoe het ernstig het was.”
Vader Kars (r) en zoon Jari Blokker op de boot waarmee ze in de nacht van dinsdag op woensdag uitrukten om mensen uit het water te redden bij de brand op het vrachtschip Fremantle Highway op de Noordzee. Foto: Jan Spoelstra
Gedurende de boottocht van Ballum naar de plek op de Noordzee, waar de Fremantle Highway op dat moment stuurloos dobbert, raken de reddingswerkers en de kapitein van het autovrachtschip waar ze contact mee hebben steeds bezorgder. ,,Het werd steeds heviger”, vertelt Kars. ,,De situatie leek steeds te verslechteren.” Jari vond de boottocht veel te lang duren. ,,Ik wou er zijn. Helpen.” Kars: ,,Maar sneller dan snel kan niet. Het laatste kwartier had iedereen het gevoel van ‘oh shit, we moeten er nu zijn. Of dit komt niet goed.”
‘Ze konden geen kant op’
Wat ze aantroffen was vooral heel veel rook. ,,Gifgroene rook”, zegt Jari. Kars: ,,Ontzettend smerige rook was het. En overal, het kwam uit alle gaten.” Onderweg was al duidelijk dat de bemanning geëvacueerd moest worden en dat ze niet bij de reddingsboten konden komen. ,,’Oh shit’, dachten we. Hoe komen ze er dan vanaf? Een vliegtuig van de Kustwacht had een warmtescan gemaakt en het was gewoon een bol oranje. Ze konden geen kant op.”
,,Er was een wand van het schip, de rest was geheel in de rook, daar stonden de mannen op het randje. Ze hadden een overlevingspak aan. Dat is normaal gesproken rood, maar het was helemaal zwart van het roet.” De beslissing wordt gemaakt dat de opvarenden moeten springen. ,,Het was hun enige keuze. We wisten dat van zo’n groot schip springen eigenlijk geen optie is. Maar het was of nu hier doodgaan of de gok van de sprong nemen.”
De werktuigkundige springt als eerste. Hij staat lager op het schip. ,,Ongeveer op 15 meter”, weet Kars. ,,Hij hoefde ‘maar’ 15 meter te springen. Dat zijn drie huizen.” Jari: ,,Ik zag dat hij moeite had om te springen. Hij keek een paar keer twijfelend over de rand. Maar hij had geen andere keus.”
De andere zes van de opvarenden die springen, doen dat van vele meters hoger. ,,Het waren net legopoppetjes”, zegt Jari. ,,Omdat het zo hoog was.” De bemanning wil aan de andere zijde springen dan waar de boten van KNRM Ameland, rederij Noordgat en de net aangekomen KNRM Schiermonnikoog liggen. ,,Daar maakte het schip slagzij”, legt Kars uit. ,,Dat was voor hun makkelijker. Maar het was vol in de rook. We hadden afgesproken: wij gaan niet in de rook. Dat is niet veilig.”
Vader Kars (l) en zoon Jari redden mensen uit het water bij de brand op het vrachtschip Fremantle Highway op de Noordzee. Foto: Jan Spoelstra
‘Elke die het water raakte, verloor daardoor het bewustzijn’
Een voor een springen ze. ,,Om die keuze te hebben moeten maken”, zegt Kars. ,,Om van die hoogte te springen. Dat is echt alsof je van een flat af springt”, benadrukt hij. ,,Dat doe je gewoon niet.” Maar de mannen springen, alles om aan het vuur te ontsnappen. ,,Bam, klonk het. Elke keer een harde klap als ze in het water terechtkwamen. Ieder die het water raakte, verloor daardoor het bewustzijn.”
De drie boten halen om de beurt een slachtoffer uit het water. Die boot trekt zich dan terug om zich over de springer te ontfermen. De volgende reddingboot haalt het volgende bemanningslid uit het water. Ondertussen is het een enorm lawaai op zee. ,,De helikopter hing er strak boven. Het geluid van onze motor.” Jari vult aan: ,,En het geschreeuw. Ik had pijn in mijn oren van hun geschreeuw.” Kars: ,,Ze hadden een zere keel van het schreeuwen.”
Op de Anna Margaretha zijn ze met zijn zessen. Een schipper, iemand voor de communicatie en iemand die het overzicht op de boot moet houden. ,,En drie die echt de mensen uit het water halen”, vertelt Kars. Vader en zoon zijn twee van die vier. Met een grote haak en werplijnen in hun handen houden ze hun blik strak gericht op de kleine stipjes op 30 meter hoogte. ,,We moesten ze volgen”, zegt Jari. Kars: ,,Niet je gezicht draaien. Eigenlijk niet eens knipperen.”
‘Grootste angst was dat ze zouden verdwijnen in de rook’
Omdat de Indiase bemanningsleden het bewustzijn verliezen als ze de klap op het water maken, is het zaak om ze snel aan boord van de reddingboot te halen. De drenkelingklep van de Anna Margaretha staat open. Half in het water staan de reddingswerkers te hengelen naar de gesprongen bemanningsleden om ze binnen te trekken. ,,Onze grootste angst was dat ze zouden verdwijnen in de rook. Dat we ze zouden kwijtraken achter het schip.”
Drie mensen sleuren ze op deze manier naar binnen. ,,Met de bemanning hadden we wel gezegd: we springen niet in het water. In die rook ben je zo weg.” De KNRM van Schiermonnikoog heeft vier springers aan boord gehaald. De overige zestien bemanningsleden worden met een helikopter van boord gehaald, nadat de keuze is gemaakt om te stoppen met springen door de verwondingen van de gesprongen bemanningsleden.
,,Toen we hoorden dat we ze allemaal hadden, was ik enorm opgelucht”, zegt Kars. De twee reddingsboten varen naar Lauwersoog. ,,Die tocht duurde me lang. Ik was helemaal kapot.” Jari ziet dat anders. ,,Ik vond het zo voorbij.” Tijdens de rit ontfermen vader en zoon zich elk over een bemanningslid. ,,Er zat veel verschil in hoe ze eraan toe waren.” Jari knikt. ,,De werktuigkundige was het beste. Die was alleen in shock.”
Alle drie opvarenden van de Fremantle Highway zijn zeeziek. ,,Ze hebben constant overgegeven.” In het Engels leggen vader en zoon aan de aan hun toevertrouwde bemanningsleden uit dat ze veilig zijn. ,,Eerst vraag je ‘are you okay?’’, zegt Kars. ,,Daar krijg je geen antwoord op. Ze zijn natuurlijk ook niet ‘okay’. Dus dan vertellen we ze dat ze veilig zijn, dat ze niet meer in het water liggen, dat het goedkomt.”
‘Fysiek en geestelijk waren we op’
In Lauwersoog staan verschillende hulpdiensten klaar. Ineens is de reddingsactie ook weer over. ,,Ik was kapot”, zegt Jari. ,,De zee was best heftig.” Kars: ,,Twee meter hoge golven.” Jari: ,,De hele tijd meedeinen met de zee, de mensen naar binnen slepen.” Kars: ,,Fysiek en geestelijk waren we op.”
Vader Kars (l) en zoon Jari Blokker redden mensen uit het water die van het brandende vrachtschip Fremantle Highway op de Noordzee sprongen. Foto: Jan Spoelstra
‘Hoe ze daarna bewusteloos bij ons op het achterdek lagen’
,,Het heftigst”, zegt Jari, ,,vond ik om die mensen op die hoogte te zien staan en hoe ze daarna bewusteloos bij ons op het achterdek lagen.” Kars is het met zijn zoon eens. ,,Ik word al misselijk bij de gedachte om van zo’n hoogte te springen. Water is als beton van die afstand. Mijn maag draaide daar om.”
Jari: ,,En de lucht, die gifgroene rook.” Kars stemt in. ,,Het was een ontzettend smerige rook.” Woensdag, Jari ging gelijk door naar zijn werk, kwam het besef van wat ze hadden meegemaakt. Kars: ,,Eigenlijk is het ook heel intiem. Niemand maakt het mee, niemand ziet het. Alleen wij en de bemanning.” Jari: ,,Als ik het rokende schip op tv zie, denk ik: daar was ik bij. Apart.”
‘Door de lucht was ik ineens weer bij het vrachtschip’
Beiden roken de geur die ze van het brandende schip kenden weer op het eiland. ,,Bij de smederij waren ze bezig”, vertelt Jari. ,,Ineens rook ik die geur weer.” Kars: ,,Ik had dat bij patiëntenvervoer, die diesellucht die ik rook. Een flashback. Door de lucht was ik ineens weer bij het vrachtschip.”
Hoe ze nu terugkijken op de reddingsactie? ,,Het was uniek”, vindt Jari. ,,Meestal zijn het zeilboten, die in de problemen zijn. Dit maak je niet vaak mee. Maar je weet dat het kan gebeuren, daar heb ik me ook voor opgegeven. Prachtig. Ik was blij dat ik er was en dat ik de mensen heb kunnen helpen.”
‘Het was mooi, maar tegelijkertijd een helse nacht’
Kars: ,,Het is eigenlijk gek. Het was mooi, maar tegelijkertijd was het een helse nacht. Het is zo zeldzaam, dat het toch de krenten uit de pap zijn.” Kars zit nu ongeveer acht jaar bij het reddingsteam, Jari net een jaar. ,,Hij wou dit al sinds vroeger”, zegt Kars. ,,Ik heb hem nog een tijdje kunnen remmen. Ik vond hem te jong.”
Dat vader en zoon samen uitvoeren vinden ze beiden mooi. Jari kijkt zijn vader aan. ,,Eigenlijk gebeurt dat niet zo vaak, dus achteraf is het leuk dat het nu wel zo was. Kars: ,,Ja, op het moment zelf ben je daar niet mee bezig. Dan doe je gewoon wat je moet doen en denk je er niet aan dat het je zoon is die naast je staat. Als het mis zou zijn gegaan, dan was het besef er waarschijnlijk wel weer geweest dat het mijn zoon was.”