Ika (49) loopt in de voetsporen van oma Nonny de Vrouwenmars in 1945 van Westerbork naar Grijpskerk: 'De vrouwen hebben het overleefd maar veel waren beschadigd'
Ika van Doorn doet onderzoek naar de 116 vrouwen die in 1945 van kamp Westerbork naar Grijpskerk liepen. Foto: Jean-Pierre Jans
Ika van Doorn stapte in 2022 voor het eerst in de voetsporen van haar oma en overgrootmoeder tijdens de Vrouwenmars. Nu doet ze onderzoek naar de 116 vrouwen die in 1945 in drie nachten van Westerbork naar Grijpskerk liepen.
Altijd de lippen rood gestift, nagels gelakt en het haar geverfd. Daar ging Nonny van Doorn-van den Bosch uit Deventer speciaal voor naar Amsterdam. „Ze was een flamboyante verschijning”, vertelt kleindochter Ika. „Ze wilde alles uit het leven halen.”
En dat is niet zo gek na alles wat ze heeft meegemaakt.
Nonny is begin twintig als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt in 1940. Haar verloofde Tom is actief bij groep Albrecht, een belangrijke verzetsgroep voor militaire en economische spionage in het midden van het land. Eind november 1944 wordt Nonny opgepakt tijdens koerierswerk en kort daarna zijn ouders en broer als represaille. Vanaf de aanhouding houdt Nonny een gedetailleerd dagboek bij.
Portret van Nonny van Doorn. Onbekend wanneer deze foto genomen is.
Na de aanhouding verblijven Nonny en schoonmoeder Johanna een aantal maanden in de Willem III kazerne in Amersfoort. Eind februari worden ze afgevoerd naar kamp Westerbork. Daar werken ze 12 uur per dag in een batterijsloperij. Haar gevangenschap eindigt met een drie nachten durende mars van kamp Westerbork naar Grijpskerk, samen met 115 andere vrouwen. Op dat moment weten ze niet waar ze heen gaan, hoe lang ze nog moeten lopen en of ze de mars überhaupt zullen overleven.
De tocht wordt herdacht tijdens de Vrouwenmars 1945 die komende zondag plaatsvindt (zie kader).
Overdonderd
In 2022 las Van Doorn voor het eerst over de mars van Westerbork naar Grijpskerk in de oorlogsmemoires, die haar grootmoeder veertig jaar na de oorlog opschreef. Een week na de ontdekking liep Van Doorn ze mee met de Vrouwenmars 1945 van Groningen naar Grijpskerk en ontmoette ze andere nabestaanden.
„Toen de namen van de 116 vrouwen werden opgelezen hoorde ik niet alleen de naam van mijn oma maar ook die van mijn overgrootmoeder”, herinnert Van Doorn zich. „De rillingen liepen over mijn rug.” Tijdens de wandeling droeg ze een band met nummer 59, het nummer dat haar oma ook droeg toen zij dezelfde tocht maakte 77 jaar eerder. Overgrootmoeder Johanna had nummer 62.
„Ik was overdonderd door de verhalen van de andere nabestaanden. Maar ik wist op dat moment heel weinig over wat mijn eigen voorouders in en na Westerbork hadden meegemaakt.” Ze besluit zich in het onderwerp te verdiepen.
Nonny van Doorn-Van den Bosch in de zomer van 1945. Ze is 26 jaar oud is. Ze poseert hier net na de oorlog in haar gevangenispak, getailleerd met een riempje. Haar slordig gekortwiekte haar krijgt net weer een beetje in model. Om haar arm draagt ze een witte band met ‘59’, het nummer dat ze in Westerbork kreeg als politiek gevangene.
Van Doorn vindt dat dit stukje geschiedenis vaak onterecht wordt ondergeschoven. „De vrouwen hebben het overleefd maar veel waren beschadigd door hun gevangenschap. Tegelijkertijd zijn veel vrouwen delen van hun familie verloren.” Ook in het geval van Nonny: kort na hun aanhouding stierven de vader en broers van Tom in maart 1945.
Op de vlucht
Na de oorlog worden Tom en Nonny met elkaar herenigd. ‘Het weerzien was vreemd’, schrijft ze in haar memoires. Kort daarna trouwen ze. Nonny was tijdens het huwelijk al in verwachting van hun eerste kindje, Ab. Tom opent een dierenartsenpraktijk in Deventer, Nonny runt het huishouden en helpt Tom in zijn bedrijf. Samen krijgen ze nog drie kinderen.
Over de oorlogsjaren wordt thuis niet gepraat. Van Doorn: „Ze hadden zoveel verloren. Het was te pijnlijk om het erover te hebben. Het leven ging door.”
Van Doorn vertelt dat Nonny na de oorlog vlucht in een mondaine leefstijl. „Ze had een druk sociaal leven, was altijd op zoek naar avontuur en hield wel van een gin-tonic. In een felgele Lada racete ze door de stad of ze was aan het feesten op Ibiza, waar zij sinds begin jaren 60 een huis hadden.”
Nonny en Tom ontvangen in 1946 een Kruis van Verdienste van Prins Bernard. Het Kruis van Verdienste is een militaire onderscheiding bestemd voor Nederlanders en niet-Nederlanders die zich in verband met vijandelijke actie door moedig en beleidvol optreden hebben onderscheiden en daarmee het belang van het koninkrijk hebben gediend.
Ze denkt dat haar grootmoeder zich verschuilde achter dat bruisende leven. „Het leek misschien alsof ze heel open was, maar eigenlijk was ze dat helemaal niet.” Van Doorn denkt dat Nonny wegliep voor onverwerkte pijn en verdriet. Een trauma van de gruwelen tijdens de oorlog.
Naar het verleden
Van Doorn omschrijft de memoires van haar oma als een verhaal over veerkracht en dapperheid. „Maar oma wilde ons de nare details besparen,” denkt ze. Toen het boekje uitkwam in de jaren 80 was er weinig interesse vanuit de familie voor de oorlogsherinneringen. Achterafgezien vindt Van Doorn dat pijnlijk: „Ze had niemand om haar verhaal mee te delen toen zij daar klaar voor was.”
Ook nu is voor sommige familieleden Van Doorns interesse in het verleden confronterend. „Mijn vader krijgt soms een knoop in zijn buik van mijn onderzoek naar het verleden”, vertelt Van Doorn. „Hij is bang dat ik nieuwe details oprakel die voor opschudding zorgen. Sommige dingen uit deze periode wil hij niet weten.”
Toch lopen hij en tante Marianne zondag ook mee met de wandeling, en treden zo in de voetsporen van hun moeder en grootmoeder. Van Doorn: „Het is mijn missie om kennis over de mars te verbreden. Ik wil zo mensen met elkaar in gesprek brengen.”
Wat is de Vrouwenmars 1945?
Het is april 1945, de geallieerden zijn in aantocht. De Duitse bewakers van kamp Westerbork willen niet dat de gevangen vrouwen in handen van de Canadezen vallen. Daarom wordt in de nacht van 11 op 12 april een groep van 116 vrouwen gedwongen uit het kamp te vertrekken onder toezicht van zwaarbewapende Duitse soldaten.
De vrouwen dragen blauwe overalls met rode schouderstukken, die eerder werden gedragen door joodse gevangenen. Op hun rug is een rood nummer genaaid. Om de bovenarm dragen de vrouwen een witte band, de haren zijn slordig gekortwiekt.
Om niet op te vallen loopt de groep alleen ‘s nachts. Ze stappen van Westerbork naar Assen, richting Visvliet bij Grijpskerk. Eerst door het bos, later over landwegen en door het veld. De mars is door meerdere vrouwen uitvoerig beschreven waardoor de route bijna volledig gereconstrueerd kon worden.
De vrouwen zijn ervan overtuigd dat ze hun dood tegemoet lopen. Maar in Grijpskerk horen zij tot hun verbazing de Duitse commandant zeggen: „Sie sind entlassen.” Oftewel: ‘U bent vrij’.
Komende zondag wordt deze mars voor de vierde keer herdacht tijdens de Vrouwenmars 1945. Een deel van de mars wordt opnieuw gelopen en de vrouwen worden geëerd. De route van 25 kilometer begint bij het voormalig Huis van Bewaring aan de Helperlinie in Groningen en eindigt in Grijpskerk. Twintig familieleden van de 116 vrouwen lopen mee.
In het kader van het tachtigste jubileum van de bevrijding gaat Van Doorn volgend jaar een boek uitbrengen over de Vrouwenmars, in samenwerking met Bindert Helder, een archivaris uit Grijpskerk met belangstelling voor de oorlogsjaren en de Vrouwenmarsin het bijzonder.