Dat ik aan het einde van zo’n week nou net hier moest belanden. In het moddergras, snijdende wind om mijn blote benen, hagel op de kop. Ik leek wel gek.
Een normale volwassen vrouw zou na die achtbaan aan emoties eens even goed op de bank gaan liggen. Kop thee erbij en uitkateren, verwerken, nagenieten, uithuilen en bijkomen. Ik niet. Ik slikte ibuprofen, deed scheenbeschermers om, trok een korte broek aan, stapte op de fiets en toog – terwijl mijn noppen van de trappers gleden – door de regen naar de wedstrijd.
Ze hadden me overgehaald om mee te doen. Ik had nog gewaarschuwd: dat feest van vrijdagavond zou weleens heel laat kunnen worden en mijn conditie is nog niet op peil dus aan mij heb je niks. Het mocht niet baten.
‘We zetten je wel in de spits. Hoef je alleen maar de bal binnen te tikken.’
Van de serieuze journalist bleef niet veel meer over
Het was ijzig. Het voorjaar dat ik halverwege de week nog had geproefd op het strand in Scheveningen, toen ik die nette panty uittrok en met blote voeten door de zee liep, was nergens meer te bekennen. Van de serieuze journalist die ik toen was bleef in de vijfde klasse moddervoetbal sowieso niet veel meer over.
Ik had al een jaar niet meer gescoord. Met mijn warhoofd vol verdriet, vreugde, weemoed en drank was ik vergeten elastiekjes mee te nemen waardoor mijn haar aan alle kanten op mijn gezicht plakte – het meeste nog voor mijn ogen. De twee centrale verdedigers om me heen mopperden voortdurend over het weer, maar als de bal in de buurt kwam hadden ze hem meestal wel.
We stonden 0-1 achter en hun spitsen verzuimden aldoor om de genadeklap uit te delen. De hagel en de wind deden me ondertussen denken aan die bitterkoude jeugdwedstrijden waardoor ik als jong talent afhaakte bij voetbal en mijn kansen op sportsucces vergooide. Daar was die verrekte weemoed alweer.
Voor ik hem raakte wist ik het al zeker
De wedstrijd was al bijna ten einde, de vermoeidheid in het spel geslopen, toen onze rechtsbuiten het op de heupen kreeg, de achterlijn haalde en de bal op mij teruglegde in de zestien. Voor ik hem raakte wist ik het al zeker: deze bizarre week ging eindigen met een doelpunt.
Ik schoof de bal keurig in de hoek, onbereikbaar voor de keeper, en even leek het net alsof ik iemand was die koelbloedig kon zijn.