Het nieuwe jaar begon boven verwachting. Ons vuurwerk was mooier dan ooit. Veel was het niet, drie doosjes, maar de pijlen schoten hoog en ontploften groots en wijds in rood en groen.
„Ik kan niet geloven dat die echt van ons waren”, zei jongste zoon, hoofd in de nek.
Toen ik hem vlak voor middernacht wakker wilde maken, had hij onmiddellijk met een brede grijns zijn ogen geopend – ‘het is zover!’ – en was meteen weer in slaap gevallen. Wekpoging drie slaagde wel.
Over zijn pyjama had hij zijn tijger-onesie aangetrokken, om zijn nek hing een geluiddempende koptelefoon tegen al te harde knallen en de adrenaline hield hem verder op de been. We konden op pad.
Onderweg ontstak boven de huizen opeens een overweldigende gouden vuurwerkregen. Onze pijlen waren er niets bij – en al die andere ook niet. Verbluft keken we toe vanaf de brug. Zo kenden we ons bescheiden dorpje niet.
(Het spektakel kwam van de nieuwe liefde in de straat, ontdekten we later die nacht. Zelf werd het stel ook overdonderd door de kracht ervan: hij schuilde achter een auto, zij rende geschrokken naar de elektrische laadpaal omdat ze bang was dat hij vlam zou vatten.)
Verder ging het zoals het moest gaan. We dronken bubbels, knuffelden wildvreemden, hoopten dat de kinderen geen vingers zouden verliezen, aten koude oliebollen, plengden alcoholtranen, speelden mikado, blikten terug en vonden dat we elkaar in 2024 meer moesten zien. Net zo lang totdat het jaar dat achter ons lag in de mist verdween, de tijger-onesie zich eindelijk overgaf aan de slaap en we onszelf terugvonden bij het zangduo in het dorpscafé dat Engelbewaarder zong.
„Wat een vreselijk nummer eigenlijk”, vond een sympathieke oudere dorpsgenoot die het feestgedruis kalm beschouwde. We hadden staan praten over het plotselinge overlijden van Beno, en over al die kennis en al die vriendelijkheid die hij met zich mee het graf in nam – echt nog iets voor dat vervloekte 2023.
Het café weigerde zich van welk verdriet of somberheid ook maar iets aan te trekken en zo hoorde dat. Het onverwoestbare zangduo hield vol totdat niemand meer op de benen kon staan. Daarna wankelden we naar huis, verheugd dat het jaar waarvan we niets durfden te verwachten zo goed was begonnen.
Thuis hing de tijger-onesie slap aan een haakje in de vorm van een schildpad. Het kind sliep en zou straks, dat wisten we zeker, met een grijns wakker worden. Maakt niet uit welk jaar, hij had er altijd zin in.