Nu de sneeuw is gesmolten komt het donker harder binnen. Het voelt als elf uur ‘s avonds, vindt puberzoon die zich weemoedig eindeloze en lichte zomeravonden voor de geest haalt.
Het is iets voor zessen, het regent. We zijn op weg naar een Amerikaans fastfoodrestaurant omdat we dat de jongste twee maanden geleden bij zijn afzwemmen hadden beloofd. Wij waren het vergeten. Hij niet.
De sneeuw is vertrokken, Sinterklaas is vertrokken. Als we eerlijk zijn, hebben we nu ook echt niks beters te doen dan de auto in de parkeergarage zetten en eten bestellen via een groot wit scherm.
Met schaamte herinnert de oudste zich hardop hoe boos ik bij ons vorige bezoek aan deze keten was over de onpersoonlijkheid – zeker toen me een halve liter ondrinkbaar slappe koffie in geplastificeerd karton werd voorgezet en ik niemand kon vinden om daarop aan te spreken.
Nu ben ik zo mak als een lammetje. Zelfs dat het binnen zo koud is dat we onze jassen moeten aanhouden, slik ik zonder mopperen. Scheelt weer een discussie met zoon die nog met zijn jas aan zou slapen als het mocht.
Het is het donker, denk ik. De tijd van het jaar. Ik heb de energie niet voor principes.
Het restaurant heeft glazen ramen. Buiten zit een jongen met een witte koptelefoon op te roken. Hij kijkt naar binnen, trekt gekke bekken naar de jongste die uit puur enthousiasme zichzelf zo hard voor zijn hoofd slaat dat het pijn doet.
De jongen buiten lacht.
Het eten wordt gebracht door echte mensen die ons niet aankijken maar de ruimte afspeuren naar het juiste tafelnummer. Voordat de jongste ‘die patatjes hier zijn zó lekker!’ kan zeggen heeft zijn broer het eten al op.
De haastige tred van schimmige voorbijgangers in de regen en het kerstlicht van buiten dat mooi breekt door de waterdruppels op het raam, maken de maaltijd toch de moeite waard. De herfst heeft zich herpakt, de winter is terug in de ijskast.
Terug op weg naar de parkeergarage kunnen de jongens zich niet voorstellen dat er iemand is die van de herfst houdt. Ze willen zon en lange zomeravonden, of ze willen sneeuw en ijs. Alles daartussen is overbodig.
„Vond je het leuk?”, vraagt de oudste. „Heel leuk”, zegt zijn broertje.
Ik kijk naar het verwaaide en verzopen buiten en zou de herfst ondanks alles toch niet willen missen: je weet in ieder geval zeker dat je op weg bent naar betere tijden.