Een boer rijdt zijn mest uit. Foto: ANP/ Jeffrey Groeneweg
Sinds dit jaar kunnen boeren minder mest uitrijden. Stapsgewijs wordt dat in 2025 en 2026 nog minder. Volgens oud-melkveehouder Harm Holman uit Roden ligt fraude op de loer. Welke opties hebben boeren met overtollig mest?
1. Afvoeren
Boeren kunnen overtollig mest afvoeren. Dat is erg duur. Wageningen Economic Research berekende in mei dat een gemiddelde melkveehouder ongeveer 27,5 tot 34,5 duizend euro aan kosten maakt. Een gemiddeld bedrijfsinkomen is zo’n 82 duizend euro, dus is er een inkomensverlies van ruim 30 procent.
De verwachting is dat de mestprijzen nog verder op zullen lopen. Bovendien moeten boeren ook nog extra kunstmest inkopen, om te zorgen dat gewassen genoeg voedingsstoffen krijgen.
2. Handel in rechten
Fosfaat- en dierrechten worden driftig verhandeld op de markt”, zegt mestexpert Sytze Waltje uit Groningen. Hij adviseert boeren vanuit adviesbureau DLV. Boeren met een groot mestoverschot kunnen op die manier meer ruimte proberen te krijgen om mest uit te rijden (mits ze genoeg bedrijfsgrond hebben). „Uiteindelijk is het probleem natuurlijk dat bedrijven in de afgelopen jaren groter zijn geworden. Door zogeheten PAS-meldingen hebben boeren vaak een uitbreiding gerealiseerd, die nu ter discussie staat.”
Er zal op termijn minder mest moeten komen. Om dat te bereiken wil landbouwminister Femke Wiersma (BBB) de ‘afromingskosten’ op fosfaat verhogen van 10 naar 30 procent. Als een boer fosfaatrechten verkoopt, komt het afgeroomde deel te vervallen. Stel: de boer verkoopt 100 kilo fosfaat, dan krijgt de koper nu netto 90 kilo. Die tien procent gaat naar een landelijke ‘fosfaatbank’. Op die manier komen er steeds minder fosfaatrechten in omloop en neemt de mestdruk af.
3. Opslaan en omzetten naar kunstmest
Er is in de boerenwereld een run op mestvergistingssystemen. Daar kun je de mest in opslaan. Met zo’n vergistingssysteem maak je biogas (methaangas). De overblijvende drap (‘digestaat’) kun je scheiden in een waterig en vast deel. De waterige substantie bewerk je dan naar ammoniumsulfaat, voor kunstmest op eigen boerderij. Dit mag nog niet, maar lobbyisten en politici zijn in Brussel druk bezig met het verkrijgen van toestemming. Waterige mest die je niet op het eigen land kan wegrijden heeft veel stikstof in weinig massa. Dat is goedkoper af te voeren.
In de tussentijd zijn er al wel boeren die een vergister aanschaffen. Ze nemen daarmee een financieel risico op twee terreinen. Allereerst kosten de vergisters veel: twee tot vijf ton. Daarnaast: om de vijf jaar moeten die vergisters gekeurd worden, en dan moet de silo leeg. Boeren die zo’n vergistingssysteem kopen, gokken erop dat de regelgeving over vijf jaar is aangepast of dat de prijs van mestafvoer is gedaald.
4. Frauderen
„Het is waarschijnlijk dat de sector zijn toevlucht neemt tot grootschalige fraude’’, voorspelde oud-melkveehouder Harm Holman uit Roden als NSC-kamerlid tijdens het mestdebat van maandag.
Frauderen met mest is niet nieuw. Het gebeurt al jaren. In 2020 hield 13,5 procent van de gecontroleerde bedrijven zich volgens de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit niet aan de mestregels (114 boeren) en in 2021 was dit 12 procent (98 boeren). Het gaat in deze cijfers om bedrijven met ‘derogatie’, dus met toestemming om extra mest uit te rijden. Omdat slechts een fractie van de boeren wordt gecontroleerd, komen de meesten ermee weg.
Adviseur Waltje hoort in de wandelgangen dat veel boeren creatief omgaan met regels. „Vooral bij de afvoer van gewone mest en de invoer van kunstmest wordt gegoocheld met cijfers, waardoor boeren uiteindelijk toch gewoon eigen mest uitrijden.” Hij keurt het niet goed, maar begrijpt de boeren wel. Het voelt krom dat eigen mest niet op de akker mag, maar dure aangevoerde kunstmest wel.
5. Creatief zijn
Met creatief veehouden is er ook meer mest op eigen boerderij te behouden. Als je koeien minder eiwitten voert, kun je dat meten aan het ureumgehalte in de melk. Op die manier kan een boer bewijzen dat er minder stikstof in de mest zit, en hoeft er minder afgevoerd te worden.
Andere koeienrassen zorgen ook voor minder stikstofrijke mest. „Je kunt denken aan Jerseykoeien”, vertelt mestexpert Waltje. „Een klein koetje, maar ze produceren verhoudingsgewijs best veel melk. Daar gaat minder voer in, er komt ook minder mest uit.”
Een derde creatief voorbeeld: meer dieren in de wei. ,,Beweiding gaat in de toekomst echt veranderen”, voorspelt Waltje. Wat de koe in de wei uitpoept, telt wel mee voor het mestoverschot, maar het hoeft niet uitgereden te worden. Dat scheelt niet alleen kosten: de koe krijgt door weidegang doorgaans minder stikstof in het voer.
6. Stoppen
Uiteindelijk moet er minder vee komen, om uit de mestproblemen te raken. Maandag sprak de Tweede Kamer over een opkoopregeling in de veeteelt. Minister Wiersma wil dit per 2026 in laten gaan, maar een brede Kamermeerderheid, waaronder coalitiepartijen NSC en de partij van Wiersma zelf, BBB, wil volgend jaar al een brede opkoopregeling voor veehouders.
Volgens Waltje zijn er veel potentiële stoppers. „Veel boeren zijn rond de 60 jaar. De jonge boeren durven het bedrijf niet over te nemen. Hoge regeldruk, stijgende kosten én ze hebben het gevoel dat ze niet goed beloond worden voor hun werk.” Waltje vindt het geen goede zaak. „Waar halen we straks ons voedsel vandaan? Amerika, Roemenië? Is dat dan duurzaam? Ik denk het niet.”
Dat de veestapel nu krimpt is volgens de mestexpert onvermijdelijk. „Hopelijk zijn de mestproblemen in 2030 opgelost. Maar we moeten een duurzame, gezonde voedselproductie echt proberen te behouden in Nederland.”