Thijs Neutel (38) is melkveehouder in het Groningse Saaksum en laat zien dat je met de goed maatregelen meer mest kan gebruiken. Foto: Anjo de Haan
,,Ik ken weinig krommere wetgevingen.” Thijs Neutel (38) is melkveehouder in het Groningse Saaksum. Hij draaide vorig jaar mee in een proef waarbij hij meer mest mocht uitrijden en bewijst nu met cijfers dat hij mínder stikstof in zijn bodem heeft dan voorheen.
Aan zijn keukentafel zit boer Neutel met zijn neus in de papieren. Hij heeft een modern bedrijf met zo’n 200 koeien en doet mee aan de laatste trends in de boerenwereld. Hij heeft een emissiearme stalvloer, automatisch voedersysteem en moderne melkrobot. Hier in Saaksum startten zijn ouders in 1997 vanuit Hoogeveen een veehouderij. De omgeving sprak ze aan. Wel open, maar niet kaal.
Maar nu zit Neutel met de – in zijn woorden – „kromste regels” die hij in die 27 jaar ooit meemaakte. Hij moet straks elk jaar veertig vrachtwagens dierlijke mest afvoeren. En daar snapt de boer eigenlijk niets van. „Het druist volledig in tegen de kringlooplandbouw waar de sector hard aan werkt.”
De nieuwe regels komen door de afschaffing van de derogatie (letterlijk: uitzondering). Boeren mochten jarenlang meer dierlijke mest uitrijden dan hun Europese collega’s. Vanaf 2026 mag dat van Europa niet meer en is slechts 170 kilogram stikstof per hectare toegestaan: 30 procent minder dan voorheen. Daar is veel kritiek op: boeren zullen afhankelijker worden van kunstmest en aan het gewenste effect – schoner water – wordt getwijfeld (zie kader).
Bovendien hoeft veel dierlijke mest uitrijden niet automatisch te leiden tot veel stikstof in het water. Dat bewijst Neutel die in 2023 meedraaide met de BES-proef (‘Bedrijfseigen Stikstofbemesting’). Hij mocht daardoor meer mest van zijn eigen koeien op het grasland uitrijden. Paradoxaal genoeg nam het stikstofoverschot in de bodembalans met een kwart af.
Cijfertjes met positieve resultaten
Dat laat hij zien op basis van cijfertjes uit zijn ‘Kringloopwijzer’. Modelmatig kan je in zo’n document berekenen hoeveel een boer uitstoot en hoeveel aangevoerde stikstof en fosfaten uit mest na de oogst in de bodem achterblijven. Het gaat om de balans tussen twee zaken: hoeveel nutriënten - zoals voer en kunstmest - brengt de melkveehouder naar de bodem en hoeveel van deze stoffen haalt hij met de oogst van bijvoorbeeld gras weer van zijn land.
Het stikstofoverschot in de bodem kon lager zijn doordat Neutel heel precies met zijn mest omgaat. Dat wil zeggen: koeienpoep bij de plant op het moment dat deze stoffen kan opnemen. Zo bemestte Neutel amper tijdens zes weken droogte en ook niet laat in het seizoen. Hij gaf alleen de vruchtbare stukken land wat extra, zaaide klavers om stikstof te binden.
Neutel: ,,Ik ken weinig krommere wetgevingen dan die van de derogatie." Foto: Anjo de Haan
Uit Neutels documentje blijkt ook dat de veehouder al jaren meer fosfaat uit de grond haalt dan hij erin stopt. „Vooral omdat wij weinig fosfaatrijke kunstmest aanvoeren.”
Pilot ‘Bedrijfseigen Stikstofbemesting’
Niet alleen Neutel, maar 23 andere boerenbedrijven door heel Nederland, deden mee aan de pilot ‘Bedrijfseigen Stikstofbemesting’ (BES) vanuit de Wageningen Universiteit. Die bedrijven hebben soortgelijke resultaten als Neutel. Deelnemers mochten meer dierlijke mest en minder kunstmest uitrijden dan de landelijke regeltjes. Dat past bij de kringloopgedachte: mest doet gras groeien, gras eet de koe, de koe poept de mest weer uit.
Onderzoeker Koos Verloop (Wageningen University & Research) legt uit dat het idee gebaseerd is op evenwichtsbemesting. De stelregel van bemesting is van oudsher: breng net zoveel fosfaat naar het land als je eraf haalt met gewassen, anders verarmt de grond. Honderd jaar geleden moesten boeren hier nog actief mee aan de slag. „Maar sinds de jaren vijftig is het de andere kant opgeschoten”, vertelt Verloop. ,,Er werd veel meer fosfaat op het land gebracht dan dat eraf gehaald werd. Boeren zagen dat als hun ‘schatkistje’ in de bodem voor later.”
Ditzelfde idee over evenwichtsbemesting is ook toepasbaar op stikstof, al is de balans anders omdat de boer moet compenseren voor het feit dat de bodem ook op andere manieren stikstof verliest.
Enfin, de overbemesting van een halve eeuw geleden bleek heel slecht voor het milieu en de watersystemen. Daarom kwam de overheid met algemene gebruiksnormen. Die zijn gebaseerd op de verwachte hoeveelheid die een gewas als maïs of gras aan de bodem zou onttrekken. Dit is een gemiddelde. Boeren kunnen echter zorgen dat planten veel meer fosfaat en stikstof uit de mest opnemen. Om dat uit te proberen kregen veehouders bij BES de vrijheid om mest van hun koeien te gebruiken en uit te ruilen tegen minder kunstmest. In 2016 startte de proef met vijf bedrijven, in 2023 waren het er 23.
Er zijn talloze opties om de plantjes meer op te laten nemen, legt Verloop uit. Die zijn wat technisch, maar voor de liefhebber een greep uit het assortiment: maïs minder bemesten en gras wat meer; gras in het najaar of bij droogte niet bemesten; binnen een perceel beter kijken waar het gras goed groeit (bijvoorbeeld niet op de plek waar de trekker vaak draait); mest heel precies en zorgvuldig in de grond injecteren of niet te vroeg uitrijden in het voorjaar uitrijden als het nog te nat is.
Neutel heeft een modern bedrijf met zo’n 200 koeien en moet vanaf 2026 jaarlijks veertig vrachtwagens mest extra gaan afvoeren. Foto: Anjo de Haan
Als boeren dat goed deden en aantoonbaar maakten dat er na de oogst weinig toegevoegde stikstof in hun bodem overbleef als overschot, konden ze extra mestruimte voor het jaar erop ‘verdienen’. „Een eerlijke systeem”, vindt boer Neutel. „Je wordt beloond als je het goed doet. Dat is heel anders dan hoe de overheid nu haar regels maakt.”
Vakmanschap als een schaatser
Enfin, op al die bovenstaande punten – en nog talloze meer – kunnen boeren stikstofruimte ‘winnen’. Verloop: „Er zijn best grote verschillen tussen hoe boeren presteren. Het is lastig om daar de vinger achter te krijgen.”
Verloop vergelijkt dit vakmanschap van de boer met topsport. ,,Neem schaatsen. Als er één algemene regel is hoe je snel kunt schaatsen, dan volgt iedereen die op en rijdt eenieder dezelfde tijd. De werkelijkheid is complexer: een toptijd hangt samen met lichaamslengte, subtiele bewegingen in de bocht, noem maar op. Als boeren het goed doen, zijn er allerlei knoppen waar ze precies goed aan draaien. Dat telt dan op. Zulke subtiliteiten passen niet in de meeste modellen.”
Míjn vakmanschap
Dat zit boeren dwars, zegt Verloop. „Zij zeggen: bepaal niet hoe ik alle knoppen moet instellen. Dat is míjn vakmanschap.” Met de Kringloopwijzer kan de boer volgens Verloop prima laten zien hoe goed hij het doet.
Dat beaamt veehouder Neutel. „Zeg gewoon: je moet aan deze-en-deze waarden voldoen. Zie maar hoe je er komt, en als je er niet komt, dán gaan er rigide maatregelen gelden.”
De 38-jarige boer is niet het type kont-tegen-de-krib. Hij doet van alles om rekening te houden met zijn omgeving. „Vroeger reed ik gewoon mijn hele stikstofruimte uit. Dan lag het er maar, kon geen kwaad.” Nu zoekt hij wat meer de ondergrens op. Meer stikstof op momenten dat het kan, en minder als het toch geen zin heeft.
Die grens opzoeken, probeert Neutel op meer terreinen. Twee jaar geleden gaf Neutel 17 procent eiwitten in het koeienvoer. Intussen nog 15,3 procent. De ingreep bracht de ammoniakuitstoot met een kwart terug. „Twee jaar terug had ik gezegd: zo weinig eiwitten kunnen niet, dan valt mijn koe om.”
Maar dat gaat Neutel niet helpen in de mestregels. Zijn mest kan hij niet langer zelf allemaal gebruiken of uitwisselen met zijn buurman die landbouwer is. Hij moet vele vrachtwagens afvoeren en vrachtwagens vol kunstmest aanvoeren, iets wat bij productie ook nog eens veel koolstofdioxide uitstoot. „Je kunt je echt afvragen wat beter is.”
De BES is inmiddels gestopt door de landelijke afschaffing van derogatie. Dat vindt onderzoeker Verloop jammer. „Maar ik wil er niet in blijven hangen. De overheid heeft dit niet als dé weg gezien voor toekomstige mestregelgeving.” Hij richt zich bij een aantal melkveeboeren op nieuwe mogelijkheden om dierlijke mest zo goed mogelijk op het bedrijf in te zetten, zoals het zelf maken van kunstmest met behulp van eigen mest. „Ik denk nu: oké, en door!”
Waarom 'derogatie' en heeft het afschaffen ervan ook voordelen?
Nederland had sinds 2006 de ‘derogatie’, waardoor boeren hier meer mest mochten uitrijden op gras: 230 kilo stikstof per hectare op zuidelijke zandgronden en 250 kilo bij bedrijven op noordelijke zandgrond, kleigrond en op veen. De regering had namelijk aangetoond dat grasland in Nederland een lang groeiseizoen heeft en een hoge stikstofopname. Dat geeft in Europa scheve gezichten: niet-biologische Nederlandse veehouders kunnen 35 tot 47 procent méér mest per hectare uitrijden dan boeren zonder derogatie. Dat is voordelig, want de kosten van afvoeren en verwerken van mest zijn duur.
Europa wilde dit niet langer, vooral omdat de agrarische sector zich niet hield aan de milieuvoorschriften uit Brussel. Herhaaldelijk kwam er nieuws naar buiten waarin veehouders en mestfabrikanten grootschalig fraudeerden met de mestboekhouding, waardoor boeren feitelijk meer mest uitreden dan op papier.
Er wordt sinds vrijdag weer mest uitgereden. Omdat de grond nog nat is wordt daarvoor in de meeste gevallen een sleepslang gebruikt zoals hier door loonbedrijf Rijpma in Ypecolsga. Foto: Niels de Vries
Het belangrijkste argument ervoor is dat de Nederlandse wateren te vervuild zijn. Te veel stikstof en fosfor spoelt uit in de sloten en de waterkwaliteit op sommige plekken is te slecht. Volgens een team van de Wageningen Environmental Research heeft de afschaffing positieve ecologische effecten. Er ontstaat niet alleen gezonder grond- en oppervlaktewater, maar ook minder stikstofbelasting van kwetsbare natuur en minder uitstoot van broeikasgassen zoals methaan en lachgas.
Tegelijkertijd wordt het nut van de derogatieafschaffing sterk bediscussieerd. Omdat boeren straks minder dierlijke mest mogen gebruiken zullen ze in veel gevallen overstappen op kunstmest. Wetenschapper Herman de Boer van de Universiteit Wageningen publiceerde recent een onderzoek waarin hij aantoont dat de nitraatuitspoeling uit dierlijke mest op grasland flink lager is dan uit kunstmest. Daarbij heeft het voorspelde extra kunstmestgebruik nog meer nadelen. Het maken van kunstmest zorgt voor een grote CO2-uitstoot, en de afvoer van dierlijke mest in combinatie met de aanvoer van kunstmest zullen jaarlijks duizenden extra vrachtwagens op de weg brengen.
Nog een nadeel is dat veel boeren na 2026 waarschijnlijk vaker hun graslanden zullen ‘openscheuren’ (de zode vernietigen) om gewassen te kunnen verbouwen. Dat leidt weer tot meer uitspoeling, want grasland houdt meer nutriënten vast dan akkerland. Zo zal het oppervlaktewater uiteindelijk toch weer vervuilder raken, ondanks de nieuwe aanpak. Om dat te voorkomen heeft het Rijk een nieuwe subsidie in het leven geroepen voor graslandbehoud.