Er wordt sinds vrijdag weer mest uitgereden. Omdat de grond nog nat is wordt daarvoor in de meeste gevallen een sleepslang gebruikt zoals hier door loonbedrijf Rijpma in Ypecolsga. Foto: Niels de Vries
Oppassen met de was want er wordt weer gegierd vanaf vrijdag. Dat brengt een beetje lucht in de mestput die meer en meer dreigt over te lopen. Zeven vragen over de mestcrisis.
Wat ruik ik eigenlijk?
Drijfmest, oftewel een combinatie van koeienvlaaien en urine. De één roemt het als dé geur van het platteland, de ander hekelt het pregnante karakter. Het kan nog wel even duren voor het volop te ruiken is, want de bodem is op veel plekken nog verzadigd met water.
Er zal dan ook in eerste instantie vooral op een paar droge stukjes grond worden gegierd met een sleepslang. De natte grond kan het gewicht van een giertank nog niet aan. Zo’n slang wordt rechtstreeks op de mestput aangesloten en heeft een lengte van zo’n anderhalf tot drie kilometer.
Waarom is er sprake van een mestcrisis?
Dat heeft te maken met twee stofjes die in mest zitten: stikstof en fosfaat. Dat laat gewassen, zoals gras, goed groeien. Maar dat geldt ook voor algen en eendenkroos als er te veel van in sloten en grondwater terechtkomt. Die snijden het waterleven dan weer af van licht.
Om te voorkomen dat de waterkwaliteit op zo’n manier verslechtert, mogen boeren in de EU hooguit 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar uitrijden. Sommige landen, waaronder Nederland, hebben een uitzondering (derogatie) omdat hier veel grasland is dat stikstof goed vasthoudt. Hier mocht 80 kilo extra uitgereden worden.
Omdat de Nederlandse waterkwaliteit de laatste jaren achteruitging, verdwijnt die uitzondering in stapjes tot 2026. Dat gaat gepaard met extra maatregelen als bufferstroken langs waterlopen en Natura 2000-gebieden waarop geen stront mag belanden.
Ook zijn er nog gebieden waar het gebruik van stront nog sneller moet worden teruggebracht, de zogenaamde nutriënt (voedingsstof, red.) verontreinigde (nv) gebieden. Daar zijn dit jaar de Noardlike Fryske Wâlden en het Groningse Hogeland bijgekomen. Boeren moeten dus schakelen, want ze kunnen steeds minder mest kwijt op hun eigen land. Gevolg: een lagere gewasopbrengst en hogere kosten.
Waar kunnen boeren dan met hun overschot aan mest naartoe?
Dat is dé grote vraag. Volgens landbouwminister Piet Adema is er evenveel ruimte voor mest in Nederland als er wordt geproduceerd. Toch lukt het niet om de mest goed te verdelen.
De mest die de akkerbouw gebruikt komt voor twee derde van de veehouderij. De rest is kunstmest, wat onder andere gebruikt wordt voor precisielandbouw waar dierlijke mest niet geschikt voor is. Bovendien wordt de hoeveelheid stikstof die de akkerbouw mag gebruiken kleiner.
In nv-gebieden moeten alle bedrijven, dus ook akkerbouwers, dit jaar 5 procent terug in stikstofgebruik. In 2025 wordt dat zelfs 20 procent minder. De Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) vraagt om een uitzonderingspositie, om zo de mestophoping het hoofd te bieden.
De verwachting is dan ook dat er meer mest geëxporteerd moet worden.
Welke kopzorgen levert de mestcrisis de boer precies op?
Extra kosten. Wageningse economen schatten onlangs in dat de afvoer van mest boeren zo’n 12.000 euro per jaar gaat kosten. Zij rekenden met 11 euro per kuub. Inmiddels ligt de prijs al bijna op 30 euro. Dan ga je met een simpele rekensom al naar 35.000 euro.
Minder mest betekent in de regel ook minder gras. Boeren zullen dan extra voer moeten aankopen of extra kunstmest moeten gebruiken wat nog wel mag. Dat levert in beide gevallen ook extra kosten op.
Dat is wel het gekke: waarom moet je ‘goede’ dierlijke mest afvoeren en schadelijke kunstmest terugkopen? Uit de laatste onderzoeken van Wageningen blijkt bovendien dat bepaalde soorten kunstmest sneller uitspoelen in de sloot en het grondwater dan dierlijke mest.
Boeren zijn er in vele soorten, wie worden het hardst geraakt?
Voornamelijk gangbare melkveehouders. Voor biologische boeren geldt namelijk al de EU-mestnorm van 170 kilogram stikstof. Het doet in het bijzonder veel pijn bij boeren die al hun mest op eigen land kwijt konden en nu moeten afvoeren.
Hoe groot is het mestprobleem?
Het is lastig in cijfers uit te drukken. Geen boer en koe is gelijk en daarmee ook niet de hoeveelheid stikstof per koeienvlaai. Leeftijd van de koe en voer spelen mee. Via de gegevens die de melkcontrole uit het laboratorium aanlevert kunnen boeren met behulp van speciale tabellen inschatten hoeveel stikstof er ongeveer in hun mest zit.
Het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding maakte een globale rekensom en verwacht in 2026 een mestoverschot van 59 miljoen kilo stikstof. Uitgedrukt in koeiendrijfmest is dat 15 miljoen ton, oftewel 400.000 volle mestvrachtwagens of 6000 olympische zwembaden.
Welke oplossingen liggen voor de hand?
Die zijn niet panklaar voor handen. Minder koeien? Daar is het verdienmodel van de boer veelal nog niet op ingericht. De banklening moet ook afbetaald en dat gaat vaak moeilijk met minder koeien. Er zijn boeren die land proberen te kopen, maar grond is duur en vaak kan dat ook weer niet zonder een paar extra koeien.
Grondgebonden boeren die hun mest kwijt kunnen op eigen land pleitten vorige week nog voor een uitzondering bij Adema. Zij hopen dat ze toch nog dertig tot veertig kilo extra per hectare mogen uitrijden, maar het is zeer de vraag of Adema dit voor elkaar krijgt in Brussel. Hij wil vooral inzetten op het legaliseren van de kunstmestvervanger Renure. Dat is het restproduct van monomestvergisting.