De zeugenhouderij ging er gemiddeld een half miljoen per bedrijf op vooruit. Foto: ANP
Kippen- en varkensboeren maakten afgelopen jaar tonnen winst. De melkveesector staat juist voor grote uitdagingen, maar de vraag naar zuivel blijft groot.
Het was een goudomrand jaar voor de varkenshouderij, aldus varkenseconoom Robert Hoste van de universiteit van Wageningen (WUR). Vooral zeugbedrijven deden het goed, aangezien zij 64 procent meer kregen voor hun biggen dan een jaar eerder.
Dat heeft alles te maken met het grote verschil in voerprijzen ten opzichte van vorig jaar. Nadat de oorlog in Oekraïne begon stegen de prijzen sterk, maar na verloop van tijd stabiliseerde de graanmarkt waarna een daling inzette.
Daar komt nog bij dat de sector profiteert van een grotere vraag. Het afgelopen jaar is de varkenshouderij in Europa met 8 procent gekrompen. Uitzonderlijk hoog volgens Hoste. Veel varkensboeren gaven er de brui aan doordat de prijs twee jaar terug onderuit ging en door de gevolgen van de Afrikaanse varkenspest.
Varkens. Foto: Sander Koning
Ook de pluimveesector profiteerde van de lagere graanprijs. Als gevolg van de vogelgriep waren de prijzen ook in deze sector hoog. Door een hogere eierprijs zagen leghennenbedrijven hun inkomen verdrievoudigen richting 299.000 euro.
De melkveehouderij profiteerde niet van een lagere voerprijs. ,,Graan is maar een klein onderdeel van het voerspoor van rundvee”, zegt melkveespecialist Alfons Beldman van de WUR. ,,Soja en maïs waren nog wel aan de prijs.” Het inkomen in de melkveehouderij nam af, maar is nog altijd hoger dan het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar.
Het inkomen wordt uitgedrukt in onbetaalde arbeidsjaareenheden (aje). Dat is wat een gemiddelde boer zou verdienen met tweeduizend uur werk per jaar. Met dat aantal uren zou je in een veertigurige werkweek twee weken per jaar met vakantie kunnen.
De vergelijking met een reguliere baan is echter heel moeilijk, omdat in dit bedrag ook zaken zijn opgenomen die een boer niet direct kan uitgeven zoals de waarde van het ruwvoer. Dat kwam afgelopen jaar op zo’n twintigduizend euro per aje uit. ,,Een boer heeft daar pas het volgende jaar profijt van als hij het voert.”
Half miljoen
Het aje in de melkveehouderij is met 78.000 euro beduidend lager dan dat van de zeugenhouderij met 558.000 euro. Dat is een half miljoen meer dan een jaar eerder. Leghennenbedrijven gingen van 92.000 naar 299.000 euro en vleeskuikenbedrijven van 257.000 naar 348.000 euro.
De melkveehouderij had te maken met een melkprijs die gemiddeld 18 procent lager was dan die van vorig jaar die toen historisch hoog was. Toch is de aje nog 21.000 euro hoger dan het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar.
De vooruitzichten van de sector zijn sterk afhankelijk van overheidsbeleid, benadrukt Beldman. ,,De wereldwijde vraag naar zuivel is nog altijd groot. De productie kan het amper bijbenen, maar boeren kampen met hogere kosten. Als een lening afloopt hebben ze te maken met een hogere rente en de prijs voor mestafzet is ongeveer met een kwart gestegen.”
De verwachting is dat die prijs verder zal stijgen, aangezien volgend jaar meer boeren een mestoverschot hebben vanwege het aflopen van de derogatie, de uitzondering voor Nederland om meer mest uit te rijden dan de Europese norm van 170 kilogram stikstof per hectare.
Nat jaar
In de akkerbouw lopen de inkomsten met zo’n dertigduizend euro terug naar 110.000 per aje. De sector kampte met een nat en koud voorjaar én een natte oogstperiode waardoor de opbrengsten lager uitvielen. Door het weer hadden aardappeltelers meer te maken met fytoftora.
Opkoopregelingen
De invloed van de opkoopregelingen LBV en de LBV-plus voor piekbelasters zijn nog niet in de inkomensraming van de WUR terug te zien. Landelijk meldden 1226 boeren zich hiervoor aan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). ,,Ik dacht eerst dat de helft van de pluimveehouders wel mee zou doen”, zegt pluimveespecialist Peter van Horne. ,,Toen ik dat bij een bijeenkomst van LTO zei werd ik uitgelachen. Ze verdienen te goed, het wordt hooguit een kwart.”