Boeren mogen minder stikstof uitrijden in speciaal aangewezen nutriëntengebieden. Jarno Rietema legt bij de rivier Groote Tjariet uit waarom dat problematisch is. Foto: Anjo de Haan
Sinds 1 januari mogen boeren in grote gebieden in Noord-Nederland minder dierlijke mest uitrijden. Groningse boeren moeten bloeden omdat er verouderde cijfers gebruikt zijn.
Akkerbouwer Jarno Rietema uit Oudeschip (vlakbij de Eemshaven) vult de jutezakken met piepers. Een mooi klusje op de winterse dag: de laatste stap in de aardappeloogst. Maar hoe goedgeluimd de jonge boer ook mag zijn, hij maakt zich enorme zorgen over recente mestregels.
Grote delen in het Noorden zijn aangewezen als zogeheten ‘nutriënten verontreinigde gebieden’ (NV-gebieden). Het gaat om Het Hogeland en Midden-Groningen, evenals Zuid-Drenthe en de Noardlike Fryske Wâlden. Boeren leveren hier een deel van hun stikstofgebruiksruimte in.
Eind 2023 maakte demissionair landbouwminister Piet Adema vrij plotseling een kaartje bekend met gebieden waar per 2024 minder dierlijke mest mag worden uitgereden. Gemiddeld konden boeren vorig jaar nog 230 kilogram stikstof per hectare uitrijden, maar in de aangewezen gebieden is dat dit jaar nog 210 kg. In 2025 mogen de boeren nog maar 190 kg stikstof dierlijke mest per hectare uitrijden. Met name melkveehouders zijn de dupe van het nieuwe beleid. Zij hebben veel mest van eigen dieren over.
Nutriënten verontreinigde gebieden Nederland per 2024. Beeld: DVHN, bewerking van Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid
De nieuwe regels hebben alles te maken met het afschaffen van ‘de derogatie’ vanaf 2026. Dat was de uitzondering die Nederland had om meer stikstof uit te mogen rijden dan de Europese norm van 170 kilo. Doordat die uitzondering wordt afgebouwd en er dus nieuwe mestregels zijn, zal het mestoverschot in drie jaar tijd vervijfvoudigen. De prijs die melkveehouders dan betalen om van mest af te komen stijgt van 25 euro per ton naar 40 tot 50 euro per ton, rekende het Nederlandse Centrum voor Mestverwaarding uit in het Financieele Dagblad. Dit kan de boeren tienduizenden euro’s per jaar gaan kosten.
Uiteindelijk zullen alle boeren dat gaan merken. Maar de boeren in de NV-gebieden merken de komende twee jaar al flinke financiële gevolgen.
Stapsgewijs strengere mestregels
De nieuwe kaartjes van Adema zijn een poging om de derogatie stapsgewijs af te schaffen. Een alternatief is er niet volgens het ministerie. Als Nederland niet zelf NV-gebieden aanwijst, wordt vanuit Brussel een veel groter gebied aangewezen waar beperkende maatregelen gelden. Op het waterschap Rivierenland na zou dan heel Nederland een NV-gebied zijn en een veel groter deel van de ruim 15.000 boeren die nu vallen onder de derogatie zou hinder ondervinden.
Maar veel boeren hebben hun twijfels over de aangewezen gebieden. Want waarom is de Groningse kleischil wel aangewezen als nutriënten verontreinigd gebied en de Friese schil – in feite hetzelfde gebied met dezelfde grond – niet? En waarom mag je minder stikstof uitrijden in Het Hogeland terwijl het water alleen op het gebied van fosfor niet aan de eisen voldoet? „Het is alsof je je hond op een sla-dieet zet omdat je kat te dik is”, vindt akkerbouwer Rietema.
Maar er is nog iets opmerkelijks aan de gang. Dat is een beetje technisch: voor het aanwijzen van de NV-gebieden zijn recente cijfers van stikstof, fosfor en waterkwaliteit gebruikt. Maar om te bepalen welk aandeel de landbouw heeft in die watervervuiling, is een onderzoek uit 2016 gebruikt dat gebaseerd is op cijfers uit 2010 tot 2013. Dat vinden boeren overal in den lande problematisch, omdat er bij veel waterschappen ook nieuwere cijfers zijn.
In Het Hogeland maakt dat een groot verschil, want met de nieuwe cijfers zou hun gebied waarschijnlijk níét aangewezen zijn als NV-gebied. Uit een landelijk onderzoek, gepubliceerd in 2016, is gebleken dat 33 procent van de fosfor in het water in dit gebied van de landbouw kwam. In 2023 liet waterschap Noorderzijlvest opnieuw uitzoeken welk aandeel fosfor van de boeren kwam en toen lag het percentage onder de 19 procent.
„Wij vinden het erg vervelend voor de boeren dat zij zo’n maatregel opgelegd hebben gekregen met cijfers uit 2016”, zegt dagelijks bestuurder Arie van Wijk van Waterschap Noorderzijlvest. „We hebben onze cijfers uit 2023 ook aangeleverd, het was netter geweest als er van recente gegevens uit was gaan.”
Ook in Zuid-Drenthe en Overijssel zijn oude cijfers gebruikt, getuige een motie die op 21 december in de Tweede Kamer werd aangenomen. Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft net als Noorderzijlvest aangegeven dat bij een recente bronnenanalyse sommige gebieden niet langer in aanmerking zouden komen als nutriënten verontreinigd gebied. Hoewel de motie de minister verzoekt om de gebieden te herzien, wil Adema hier niks van weten. Hij is bang dat Brussel dan alsnog heel Nederland wil aanpakken. Bovendien kun je alle cijfers van de verschillende waterschappen, uit verschillende jaren en met verschillende onderzoeksmethoden niet met elkaar vergelijken, vindt hij.
„Dat kun je ook omdraaien”, stelt Noorderzijlvest bestuurder Arie van Wijk. „Boeren vinden dat je verouderde cijfers niet met de huidige tijd kan vergelijken.”
Ook BBB-gedeputeerde Henk Emmens is bepaald niet te spreken over het gebruik van oude cijfers. „Ik begrijp best dat er afspraken komen, omdat anders de derogatie in heel het land er al af moet. Maar nu is er een kaart gemaakt met de gebieden die moeten bloeden voor de rest van het land. Op zich is daar niks mis mee, áls de cijfers zouden kloppen. Maar die cijfers kloppen niet. Daar hebben we aantoonbaar bewijs voor, maar de minister heeft daar niks mee willen doen.”
Fosfor komt uit zee
Als slechts een deel van het fosfor van de boeren komt, waar komt dan het hoge fosforgehalte in het water vandaan? Het antwoord: van de zee. In de kustgebieden wordt de fosfor in het water voor een groot deel veroorzaakt door de sulfaatrijke zoute kwel van de zeebodem die in aanraking komt met water in de slootbodem. ,,Dat is een natuurverschijnsel. Daar kunnen boeren niet veel aan doen”, zegt de kritische agrariër Jarno Rietema die tevens bestuurslid is bij het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt.
Fosfor kan ook van industrie, luchtvervuiling of ganzenpoep komen, vult BBB-gedeputeerde Emmens aan. ,,De noordelijke kleischil in Friesland kan niet anders zijn dan de Groningse. Toch blijft het kaartje op tafel liggen.”
Adema gaf tijdens het landbouwdebat van 21 december aan dat het verschil tussen de Friese en de Groningse klei te maken heeft met de biologische waterkwaliteit (dus hoe het met de waterdiertjes en -planten staat). Om dit te bepalen keek men naar cijfers van de Kaderrichtlijn Water (KRW) uit 2023. Zowel de Groningse als de Friese kleischil kampt met een hoog fosforgehalte, maar doordat in het Hogeland ook de biologische kwaliteit van het water niet voldoende was werd deze regio wel als NV-gebied aangewezen en de Friese regio niet.
Gedeputeerde Emmens hekelt ook de timing van het kaartje in december. „Dit kwam als donderslag bij heldere hemel”, stelt Emmens. Volgens hem hebben boeren hier nu niet op kunnen anticiperen. „Dit is onbehoorlijk bestuur van het Rijk.”
Bovendien – zo stelt Emmens – wordt hier te veel ingezoomd en te weinig naar het grotere systeem gekeken. ,,Derogatie is een gegeven van de Europese Unie. Daar kunnen we niet omheen. Het is goed dat we op de oppervlaktewaterkwaliteit in de gaten houden, maar daarbij moeten we wel de discussie voeren over hoe erg het is als er 60 milligram in het water zit van een bepaald stofje in plaats van de afgesproken 50 milligram. Er wordt geen rekening gehouden met de voedselzekerheid, niet alleen van de Nederlanders, maar van alle mensen in de wereld.”
Hij heeft andere ideeën over hoe Nederlandse boeren vanaf 2026 minder dierlijke mest kunnen uitrijden: boeren kunnen met eigen vergisters hun dierlijke mest omzetten in groene kunstmest. In dit proces kan de boer stikstof uit de mest onttrekken. Dit mag momenteel nog niet van de mestwetgeving. Landbouwminister Adema probeert hiervoor toestemming te krijgen bij de Europese Commissie.
Is het echt zo erg?
Tot die tijd zijn dit de nieuwe regels. Balen dus voor koeienboeren die met hun mest omhoog zitten.
Maar ook voor akkerbouwers in de NV-gebieden, zoals Jarno Rietema, is het nieuwe beleid verre van ideaal. Hij mag komend jaar 5 procent minder stikstof gebruiken, en in 2025 moet zijn dierlijke én kunstmest met 20 procent zijn teruggedrongen. „Als je stikstofgevoelige gewassen zoals tarwe of gerst tien of twintig kilo minder stikstof geeft, heeft dat een enorm effect op de opbrengst. Dat terwijl zulke ‘rustgewassen’ juist heel erg gepromoot worden om de kwaliteit van bodem en water te verbeteren.”
Hoeveel stikstof nodig is bij gewassen als suikerbieten of pootaardappelen, is sterk afhankelijk van nattigheid, warmte en hoeveel van de gewassen opkomen. De vrijheid om daarin te sturen, is voor boeren in de NV-gebieden nu beperkter.
Toch hebben de nieuwe regels voor akkerbouwers ook een klein voordeel: omdat veehouders nog meer mest kwijt moeten, is deze voeding voor op de akker goedkoper. Rietema ziet dat voordeel er niet in. „Zo klinkt het misschien positief, maar op lange termijn staat het hele agrarische model onder druk. In de akkerbouw hebben we de dierlijke mest van de melkveehouders gewoon nodig. Als die boeren straks massaal moeten stoppen, hebben ook wij een probleem. Nu al hebben we in de provincie Groningen zoveel mest nodig voor de akkerbouw, dat we het van buiten de provincie invoeren.”
Eigenlijk gaat dit nieuwe beleid nergens over”, verzucht Rietema. „Ik ga de maximale opbrengst gewoon niet halen, zoals voorheen. Dat is jammer. Wat me het meeste pijn doet, is dat het niks met waterkwaliteit te maken heeft.”
Waarom 'derogatie' en heeft het afschaffen ervan ook nadelen?
Nederland had sinds 2006 de ‘derogatie’, waardoor boeren hier meer mest mochten uitrijden op gras: 230 kilo stikstof op zandgrond en 250 kilo elders. De regering had namelijk aangetoond dat grasland in Nederland een lang groeiseizoen heeft en een hoge stikstofopname. Dat gaf in Europa scheve gezichten: niet-biologische Nederlandse veehouders kunnen 35 tot 47 procent méér mest per hectare uitrijden dan boeren zonder derogatie. Dat is voordelig, want de kosten van afvoeren en verwerken van mest zijn duur.
Europa wilde dit niet langer, vooral omdat de agrarische sector zich niet hield aan de milieuvoorschriften uit Brussel. Herhaaldelijk kwam er nieuws naar buiten waarin veehouders en mestfabrikanten grootschalig fraudeerden met de mestboekhouding, waardoor boeren feitelijk meer mest uitreden dan op papier.
Het uitrijden van drijfmest via een sleepslang. Foto: Niels de Vries
Het belangrijkste argument ervoor is dat de Nederlandse wateren te vervuild zijn. Te veel stikstof en fosfor spoelt uit in de sloten en de waterkwaliteit op sommige plekken is te slecht. Volgens een team van de Wageningen Environmental Research heeft de afschaffing positieve ecologische effecten. Er ontstaat niet alleen gezonder grond- en oppervlaktewater, maar ook minder stikstofbelasting van kwetsbare natuur en minder uitstoot van broeikasgassen zoals methaan en lachgas.
Tegelijkertijd wordt het nut van de derogatieafschaffing sterk bediscussieerd. Omdat boeren straks minder dierlijke mest mogen gebruiken zullen ze in veel gevallen overstappen op kunstmest. Wetenschapper Herman de Boer van de Universiteit Wageningen publiceerde recent een onderzoek waarin hij aantoont dat de nitraatuitspoeling uit dierlijke mest op grasland flink lager is dan uit kunstmest. Daarbij heeft het voorspelde extra kunstmestgebruik nog meer nadelen. Het maken van kunstmest zorgt voor een grote CO2-uitstoot, en de afvoer van dierlijke mest in combinatie met de aanvoer van kunstmest zullen jaarlijks duizenden extra vrachtwagens op de weg brengen.
Nog een nadeel is dat veel boeren na 2026 waarschijnlijk vaker hun graslanden zullen ‘openscheuren’ (de zode vernietigen) om gewassen te kunnen verbouwen. Dat leidt weer tot meer uitspoeling, want grasland houdt meer nutriënten vast dan akkerland. Zo zal het oppervlaktewater uiteindelijk toch weer vervuilder raken, ondanks de nieuwe aanpak. Om dat te voorkomen heeft het Rijk een nieuwe subsidie in het leven geroepen voor graslandbehoud.