Tanja van Hummel, religiewetenschapper en onderzoeker van de relatie tussen boer en stikstofbeleid. Foto: Niek Stam
In de stikstofcrisis zie je hoe wereldbeelden botsen, zegt onderzoeker Tanja van Hummel (37) van de Rijksuniversiteit Groningen. „Als je mensen witheet wil krijgen, moet je aan de fundamentele waarden morrelen.”
Waarom komen politici en boeren toch maar niet nader tot elkaar? Dat komt doordat we fundamenteel anders denken over onze relatie tussen mens en natuur. Dat concludeert Tanja van Hummel in haar promotieonderzoek aan de faculteit Religie, Cultuur en Maatschappij van de RUG. Zij onderzoekt hoe boeren en politieke partijen reageren in de stikstofcrisis en gaf daar woensdag een publiekslezing over.
Ze interviewde daarvoor ruim dertig melkveehouders uit twee religieus gekleurde gebieden: reformatorische boeren uit de Veluwe en katholieke boeren uit Noordoost-Twente. Ook SGP-Kamerlid André Flach verwees naar haar onderzoek tijdens het stikstofdebat in de Tweede Kamer vandaag.
Dag Tanja, waarom reageren veel boeren zo heftig op beleidswijzigingen zoals de stikstofkaart van landbouwminister Van der Wal of de aanpassing van de mestregels?
„Een boer wordt boos als er gedonder is met beleid, dat hindert de bedrijfsvoering. Maar als je mensen echt witheet wil krijgen dan moet je ze aanvallen op hun diepste overtuigingen. Dat zijn geloofsovertuigingen en overtuigingen over hoe we ons tot elkaar of tot onze dieren moet verhouden.
Wat we zien is juist dat die fundamentele waarden worden aangevallen. Dat komt doordat de overheid technocratisch te werk gaat: beleid en beleidsdoelen zijn maatgevend. Daardoor is er geen oog voor de mens op het erf.
Ingrepen door de Kaderrichtlijn Water, verbetering van Natura2000-gebieden en herinrichting van het landelijke gebied. Het zijn voor de overheid projecten, maar de boer moet er als persoon mee omgaan. Daar zit de pijn.”
Maar die zaken moeten toch ook gewoon gebeuren?
„Als we duurzaam willen veranderen moet er een systeemverandering komen. Hoe de problemen moeten worden opgepakt, ligt buiten mijn expertise. Ik pleit er alleen wel voor om de mens meer centraal te zetten.
Sommige partijen of clubs zijn polariserend bezig. Farmer Defence Force noemde kabinetsleden op eigen manifestaties ‘varkens’. Wakker Dier voerde campagne tegen ‘sloopmelk’ en zette boeren weg als dierenmishandelaars.
Zulke taal maakt boeren kwaad. Het ontkent hun vakmanschap en liefde voor het vee. Daarmee ontken je de boer. Dat maakt dat ze intenser gaan vechten en overgaan tot extremere acties, dan als het alleen een beleidsissue was geweest. Dat is universeel: als je mensen gaat ontkennen in wie ze zijn, wordt iedereen kwaad. De tone of voice is dus belangrijk. Als we oog krijgen voor verschillende wereldbeelden kunnen we begrip opbrengen waarom we zo naast elkaar staan.
Veel boeren staan in het midden van de discussie en willen geen kant kiezen. Een vrijzinnig protestantse boer die ik sprak gaf aan zich tegen polarisatie te willen wapenen door Trouw te blijven lezen, om zo alle kanten van het debat mee te krijgen.”
Is de overheid dan te kil of de boer te emotioneel?
„Het probleem zit in het stelsel. De overheid denkt neoliberaal. Men wil zaken juridisch regelen en afdichten en heeft een individueel mensbeeld: je bent zelf verantwoordelijk dat het goed gaat met je. Als dat lukt, ben je winnaar. Zo niet, dan heb je dat aan jezelf te wijten.
Dat botst met het religieuze wereldbeeld van confessionele partijen. En je ziet ook dat ‘groenere’ partijen zoals GroenLinks-PvdA en D66 proberen om over te stappen van neoliberaal gedachtegoed naar gemeenschapsdenken. De gedachte is: we moeten het samen rooien.
Dat is lastig als beleidsdoelen leidend zijn. Die botsen met de praktijk. Bekend voorbeeld: soms is een boer gehecht aan zijn koe en wil hij deze nog een tijdje op de boerderij houden, terwijl die volgens de regels al op slachttransport moet. Maar als ze daar te lang mee wachten, dan wordt het dier bijvoorbeeld kreupel en moet zij worden vernietigd. Dat willen boeren niet uit liefde voor de koe.”
Jij spreekt over liefde voor de koe door ze te slachten, daar is Wakker Dier het niet mee eens
„Boeren zetten de mens boven het dier. Zij mogen ervoor zorgen en ervan eten. Partij voor de Dieren en Wakker Dier zetten mens en dier op hetzelfde niveau en daarom spreken zij niet over ‘slachten’ maar over ‘vermoorden’. Een koe kiest immers niet zelf voor de slachterij. Die visie heeft ook een religieuze achtergrond. Oprichters van de PvdD zijn Zevendedags Adventisten, die een beeld nastreven van de Bijbelse eindtijd waarbij de leeuw en het lam vreedzaam naast elkaar liggen.
Een reformatorische boer vindt met dezelfde overtuiging dat iets goeds en moois ook nuttig moet zijn. Een koe slachten is dus het goede om te doen.”
Je onderzocht religieuze boeren uit het midden van het land. In hoeverre zegt dat iets over boeren in het Noorden?
„De algemene les die we kunnen trekken is beseffen dat Nederland een lappendeken is met allerlei overtuigingen. Niet uitsluitend religieus: boeren die op veen werken, opereren anders dan op zand. Boeren in Groningen werken grootschaliger dan Twentse collega’s in coulisselandschap. Die elementen bepalen het wereldbeeld van de boer. En daar moet oog voor zijn, wil je politiek en boeren nader tot elkaar laten komen.”