Guido Nijland verwisselt een filter van een van de snuffelpalen bij Dwingeloo. Frans Rooijers houdt de trap vast. Foto: Gerrit Boer
Al jaren verzet Meten=Weten zich tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de Drentse lelieteelt. Het hoogtepunt van dit jaar voor het burgerinitiatief was de uitspraak van de Raad van State, die lelieteelt in de nabijheid van Natura 2000-gebieden verbood. „Dat was echt een gamechanger.”
Ruim een jaar is Frans Rooijers nu voorzitter van burgerinitiatief Meten=Weten. Tot 1 juli 2024 was hij directeur van onderzoeks- en adviesbureau CE Delft, dat is gespecialiseerd in milieuvraagstukken en het ontwikkelen van innovatieve oplossingen. In die hoedanigheid adviseerde hij verschillende ministeries op het gebied van duurzaamheid en groene energie.
Rooijers woont al 30 jaar in Dwingeloo. Nota bene pal naast een lelieveld. „Ik heb de boerderij gekocht van de boer destijds. Een lelieteler heeft toen de grond ernaast gekocht.”
Guido Nijland is gepensioneerd ecoloog en bestuurslid van Meten=Weten. De inwoner van Geeuwenbrug is één van de vrijwilligers die actief onderzoek doet naar chemische stoffen in Natura 2000-gebieden in Drenthe, voor een groot deel afkomstig van de landbouw.
Beide mannen schuiven aan voor een gesprek met DVHN in de serie verhalen over de lelieteelt in Drenthe. Onmiskenbaar heeft Meten=Weten de discussie over de Drentse lelie hoog op de politieke en maatschappelijke agenda gezet.
Hoe groot is Meten=Weten eigenlijk? Hoeveel leden hebben jullie?
Rooijers: ,,We hebben inmiddels ruim 2000 leden. Elke keer als we in het nieuws komen, met een juridische procedure of een nieuwe meting, dan groeit het aantal leden en stromen de donaties binnen. Bij een heleboel mensen groeit het gevoel van onbehagen en de noodzaak om iets aan de lelieteelt te doen.
Naast onze leden en donateurs leunt Meten=Weten op zo’n vijftien actieve vrijwilligers. Guido is één van hen. Guido is ecoloog, we hebben een paar juristen en ik probeer als voorzitter het allemaal in goede banen te leiden.”
Meten=Weten probeert met onderzoeken aan te tonen dat stoffen uit gewasbeschermingsmiddelen terechtkomen in de natuur, ver van de percelen zelf. Hoe gaat dat in zijn werk?
Nijland: ,,Wij hebben meerdere snuffelpalen in bepaalde gebieden staan. In die palen zit een speciaal geïmpregneerd filter. We hebben filters voor lucht, maar ook voor zand en stof. We doen dus eigenlijk twee verschillende metingen. Want het is bekend dat bijvoorbeeld glyfosaat (omstreden onkruidbestrijdingsmiddel, red.) ook wel met stof- en zanddeeltjes wordt vervoerd. De filters laten we zes weken in de palen zitten en dan gaan ze naar het laboratorium om te kijken welke stoffen worden aangetroffen.”
Rooijers: ,,Onze bevindingen worden in een laboratorium van Eurofins onderzocht. Een gerenommeerd lab dat ook voor de landbouwsector werkt. Dat is een bewuste keuze, zodat er geen twijfel is over de data of de onafhankelijkheid van het lab zelf.
Onze snuffelpalen staan overal midden in de natuur. Dat we daar de stoffen aantreffen die de landbouw worden gebruikt, toont aan dat deze stoffen zich verplaatsen over heel grote afstanden. En dus niet beperkt blijven tot de percelen zelf, hetgeen steeds beweerd wordt. We herhalen deze onderzoeken ook steeds, om te laten zien dat het een continu proces is wat daar plaatsvindt.”
Frans Rooijers (rechts) en Guido Nijland van Meten=Weten nemen monsters van een eikenblad. Foto: Gerrit Boer
De onderzoeken van Meten=Weten tonen aan dat bepaalde chemische stoffen worden aangetroffen in de natuur. Dat wordt niet betwist. Lastiger is wellicht vast te stellen waar deze stoffen vandaan komen.
Nijland: „Nou, een aantal stoffen is specifiek aan de landbouw gebonden. We treffen ook stoffen aan van andere bronnen. Zoals bijvoorbeeld DEET, een insectwerende stof. Dat treffen we vooral in de buurt van fietspaden. Omdat fietsers zich kennelijk insmeren met middelen tegen muggen.”
Rooijers: ,,Hier houden we rekening mee in onze onderzoeksresultaten. Als we overzicht hebben over de stoffen die we gevonden hebben, categoriseren we ook in welke sector die stoffen en middelen worden gebruikt. Maar we kunnen nooit één op één zeggen dat een bepaalde stof afkomstig is van een specifieke teler of bijvoorbeeld van een bepaalde fabriek, consument of andere bron.”
Jullie treffen ook stoffen aan die al jaren geleden verboden werden in de landbouw. Wat zegt dat?
Nijland: „Bepaalde stoffen zijn heel persistent. Ik trof laatst in een monster van een eikenblad DDT aan, een insecticide die al lang verboden is in Nederland. Dan vermoed ik dat er nog een restje DDT in de bodem zit bij de eik, dat via de sapstroom in het blad terecht komt.
We treffen ook pesticiden aan die door consumenten gebruikt worden, maar veel meer die niet in de particuliere verkoop beschikbaar zijn. Die kunnen dus alleen maar van landbouwactiviteiten afkomstig zijn.”
Rooijers: „We meten nu ook in de Marker Wadden, een natuurgebied midden in het IJsselmeer. Wat wij willen aantonen dat schadelijke stoffen zich over een enorme afstand kunnen verspreiden. Dat is vrij cruciaal. Het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) kijkt voor de toelating van bepaalde middelen alleen naar de boer, de gewassen en het veld en gaat ervan uit dat de gebruikte stoffen daar blijven en zich niet verspreiden. Wij tonen het tegendeel aan.”
Leliebollen uit de zandgronden bij Hijken. Marcel Jurian de Jong
Heb je het dan over de verneveling bij het spuiten van deze middelen?
Nijland: „Die verneveling wordt door moderne spuittechnieken tegenwoordig wel flink gereduceerd. Maar wij stellen dat door verdamping van de zon veel van deze middelen toch in de lucht terecht komen. Er zijn middelen waarvan meer dan 50 procent de akker verlaat via verdamping.
Het RIVM (Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, red.) heeft onderzoek gedaan naar de mate van verspreiding. Ze zeggen: het blijft onder de norm. Wij zeggen: dat is onzin. Want er is geen norm voor de hoeveelheid giftige stoffen in de lucht. Je ademt het in 24 uur per dag, zeven dagen per week. Ze komen het lichaam binnen via de huid en de longen. Dat is ongezond voor de mens. Dat is wetenschappelijk bewezen.”
Rooijers: „Wij hebben als Meten=Weten wel aangetoond dat de stelling niet klopt dat die stoffen op het veld achterblijven. Daarmee is in feite het hele toelatingsbeleid op losse schroeven komen te staan. Het Ctgb zegt heel lage normen aan te houden om te zorgen dat het veilig is. Maar het model klopt gewoon niet. En dat is een veel principiëlere kwestie.
Wij zeggen nu: stop direct met het gebruik van de middelen die via die verdamping overal terechtkomen. Vooral de insecticiden, die bedoeld zijn om insecten te doden. Want als die in de natuur terechtkomen doden ze ook daar alle insecten. En dan heb je het nog niet eens over de risico’s voor de gezondheid van mensen.”
Daarover gesproken. Het lijkt of in de wetgeving bescherming van de natuur belangrijker wordt gevonden dan de risico’s voor de volksgezondheid. Moet dat eigenlijk niet andersom zijn?
Rooijers: ,,Het is heel merkwaardig dat de mens in de regelgeving minder beschermd wordt dan de natuur. Maar inmiddels is dat wel veranderd met de Omgevingswet. Ik denk dat de verhouding in procedures die we voeren voor de gezondheid en voor de natuur nu zo’n beetje fiftyfifty is. Tot nu toe hebben we het meest bereikt met de natuurwetgeving, dat is zonder meer waar. Maar dat heeft uiteindelijk ook wel weer positieve effecten voor de volksgezondheid.”
Terug naar 2 april 2025. De Raad van State oordeelde dat de provincie Drenthe ten onrechte geen natuurvergunning had geëist voor lelieteelt nabij het Holtingerveld. Werd bij jullie op kantoor de champagne ontkurkt?
Rooijers: „Figuurlijk zeker wel!”
Nijland: „Dat was echt een gamechanger. We hebben er drie-en-half jaar op gewacht, maar het was de beste uitspraak die we konden hebben.”
Rooijers: „Een uitspraak met verstrekkende gevolgen voor het gebruik van pesticiden in alle teelten. Al blijven we ons vooral richten op de sierteelt. Ook bij voedselgewassen kan het wel een tandje minder. Maar het maatschappelijk belang van voedsel is veel groter dan het maatschappelijk belang van sierteelt. Al beseffen de telers nu zelf ook dat het zo niet langer kan. Daarom verzint de sector nu alternatieven.”
Gedeputeerde Gert-Jan Schuinder is alleen op de hand van de boeren
De provincie Drenthe beschouwt dit jaar als een overgangsjaar en zegt pas volgend jaar te gaan handhaven op die natuurvergunningen voor telers. Is dat terecht?
Rooijers: „Wij hebben zo’n 300 handhavingsverzoeken ingediend bij de provincie, omdat volgens ons de uitspraak van de Raad van State klip en klaar is. We snappen wel dat er nu een jaar van bezinning is. Want de impact is groot. Maar het lijkt erop alsof iedereen volgend jaar ook vrolijk doorgaat.
Wij hebben niet de indruk dat de telers de consequenties van de uitspraak echt snappen. Gedeputeerde Gert-Jan Schuinder ziet voor volgend jaar zelfs een geitenpaadje. Door de bestaande velden te willen ontzien. Volgens ons is dat in strijd met de uitspraak. De Raad van State maakt namelijk geen onderscheid tussen oude en nieuwe percelen.
Schuinder is alleen op de hand van de boeren. Hij kan een voorbeeld nemen aan de provincie Overijssel, waar zones worden gecreëerd tussen lelievelden en kwetsbare objecten en gebieden.”
Gedeputeerde Gert-Jan Schuinder (rechts) neemt het rapport over de Drentse lelie in ontvangst. Foto: Gerrit Boer
Zijn jullie in gesprek met de provincie over de lelieteelt? Of betrokken bij het project Duurzame Drentse leliebol?
Rooijers: „Nee, we zijn wel eens op de koffie uitgenodigd bij Schuinder. Maar die gesprekken zijn niet of nauwelijks inhoudelijk van aard. Hij hoort ons aan en zegt: ik kom erop terug. Vervolgens wordt de beleidsnotitie Bollenteelt gepresenteerd. Daar hebben wij geen inspraak in gehad.
Wij zijn ook buiten de klankbordgroep gehouden van het project Drentse lelie. We zijn wel naar de informatiebijeenkomsten geweest bij laboratorium HLB in Wijster. Er is een rapport verschenen over de reductie van gewasbeschermingsmiddelen, maar de echte cijfers erachter krijgen we niet. Die zijn niet openbaar. We zijn overigens nu wel uitgenodigd door HLB voor een gesprek.”
Jullie zeggen op de website van Meten=Weten: stop met de lelieteelt.
Rooijers: „Nee, dat zeggen we niet. We zeggen: stop met het gebruik van pesticiden in de lelieteelt. Wij denken dat dat kan. Wij hebben op zichzelf niks tegen bloembollen. Maar de teelt kan op een betere en meer zorgvuldige manier. Met minder risico voor natuur en gezondheid.”
Hoe?
Rooijers: „Door te doen wat Overijssel doet, door zones in te stellen rondom kwetsbare gebieden. Dan zet je in ieder geval een stap in de goede richting. En stop per direct met bepaalde middelen die een brede verspreiding hebben. Als ik in de schoenen zou staan van de provincie en de telers, dan zou ik Meten=Weten er nadrukkelijker bij betrekken. Dan maak je ons namelijk ook medeverantwoordelijk voor een oplossing.
Wij willen graag in gesprek, maar dat gebeurt niet. Dus nemen we stevig stelling en bewandelen we de juridische weg. Omdat dat de enige manier is om wat te bereiken.”
In een serie interviews en artikelen buigt DVHN zich over de discussie rond de bollenteelt. Daarbij belichten we het onderwerp vanuit zoveel mogelijk verschillende invalshoeken. Eerder interviewden we huisarts Evelien van Soldt uit Wapserveen, spraken we met natuurbeschermer Geert Starre, de Belgische toxicoloog Jan Tytgat, wetenschapsjournalist Simon Rozendaal, hoogleraar milieu Jeroen van der Sluijs en wetenschappers van het RIVM en Ctgb.
Heeft u tips of suggesties? Mail naar drenthe@dvhn.nl.