De coloradokever: bovenaan de larven, onderaan de kever. Foto: Gerrit Boer
In de Drentse regio De Broekstreek doen boeren mee aan een proef om geen insecticiden meer te spuiten en plek te maken voor akkervogels. De resultaten zijn verbluffend: geen vieze stofjes en toch dezelfde opbrengst.
Akkerbouwer Robin Bouwmeester (33) uit Wijster staat midden in zijn zomergerst. Blauwe stroken bloemen vrolijken het wuivende graan op. Er vliegt een gele kwikstaart voorbij met voer tussen de snavel.
In de Broekstreek, een gebied onder Assen, doen boeren mee met proeven om geen chemische middelen meer te hoeven gebruiken bij het bestrijden van insecten. Bouwmeester doet dat met bloemstroken die niet alleen rond het graanperceel staan, maar ook om de 30 meter in het land.
Er wonen sluipwespen en spinnen in de stroken. Die verorberen graanhaantjes, zwart-rode plaagkevertjes die het bladgroen van graan eten. Er wonen ook lieveheersbeestjes en zweefvliegen in, die wel raad weten met bladluizen. Het gevolg: ondanks dat Bouwmeester een gangbaar akkerbouwbedrijf heeft, spuit hij in zijn graanland geen insecticiden dit jaar.
Bouwmeester heeft nog een aanpassing gedaan: hij zet zijn graan verder uit elkaar. Niet 10 tot 12 centimeter zoals gebruikelijk, maar 25 centimeter. Daardoor is er meer ruimte voor akkervogels om te nestelen. Vogels zoals veldleeuweriken, patrijzen en gele kwikstaarten gaan nu vaker broeden in de akkers en vinden voedsel in de bloemstroken.
De hele proef kost Bouwmeester geen cent. Hij bespaart op zaaizaad en bestrijdingsmiddel en omdat de graanplanten nu meer ruimte hebben om te groeien, stoelen ze veel meer uit. Daardoor brengt elke individuele plant meer op en blijft de totale opbrengst vrijwel gelijk.
Kevers meppen
Even verderop rijdt op een aardappelakker van collega-boer Jeffrey Prins (29) een trekker. Voorop zit een machine met plastic flappen. Pets-pets-pets. De roterende flappen meppen de coloradokever van de planten af. Gebeurt dat niet, dan kunnen de diertjes in drie dagen de hele aardappelplant kaal vreten, waarna deze afsterft.
Ook Prins spuit dankzij deze methode geen insecticiden. Hij klappert met zijn machine als proef elke week in de buitenste stroken van 5 hectare aardappelland, zodat de kever – die vanaf een ander perceel aan komt wandelen – het midden van het aardappelveld niet bereikt.
Jeffrey Prins bestrijdt de coloradokever met de keverklapper en bloemenstroken tussen de aardappelvelden. Foto: Gerrit Boer
Daarnaast heeft ook Prins extra bloemstroken rond het land, bedoeld als schuil- en voedselplek voor fazanten en patrijzen. De hoop: dat ze ook af en toe zo’n lekker coloradokevertje meesnaaien.
Prins is enthousiast over de proef. Toegegeven: er zijn haken en ogen. Van het voorjaar was het zo nat dat hij met de keverklapper moeilijk het land op kon, terwijl dat met de spuitwagen wel had gekund. Toch staat hij achter deze nieuwe aanpak. ,,Want willen we chemie op langere termijn nog een beetje achter de hand kunnen hebben, dan moeten we het gebruik nu veel kritischer beoordelen.”
Een goed gevoel
De proeven lopen nu voor het tweede jaar en duren tot 2026. De boeren krijgen een compensatie via de stichting Landschapsbeheer Drenthe vanuit een provinciaal project Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw.
Voor Prins en Bouwmeester is het geen vraag of ze er daarna mee doorgaan. Bouwmeester: ,,Vogels vliegen voorbij. Het zoemt en krioelt in de bloemstroken van de beestjes. Daar word ik vrolijk van. Ik krijg het gevoel: ik ben met iets goeds bezig. En de mensen die er langs fietsen, vinden die bloemstroken prachtig.”
Prins zou deze proef best willen uitbreiden naar zijn andere aardappelpercelen. Maar dan is er wel een voorwaarde: er zal een meerprijs moeten krijgen voor zijn insecticidevrij geteelde piepers. Deze aanpak is niet gratis. Weliswaar heeft Prins minder bestrijdingsmiddelen nodig, maar hij is wel veel meer tijd kwijt aan het ‘keverklappen’.
De coloradokever: bovenaan de larven, onderaan de kever. Foto: Gerrit Boer
„De meeste boeren zeggen: ‘Jef, dit doe je toch niet? Je moet toch elke vierkante meter gebruiken?’ Je kunt niet groen doen als je rood staat. Wij kunnen dit alleen doen omdat we in de rest van onze onderneming lekker boeren.”
Generatieverschil
Frank ter Beke (63) was teeltadviseur in de gangbare landbouw. Hij is aanjager van dit project in het gebied. ,,Ik ben opgegroeid met: ‘voor dit probleem spuit je zo en heb je dat, dan spuit je zo’. Het ging in onze sector altijd om zoveel mogelijk zekerheid en het maximaliseren van de opbrengst. Daarmee zijn oudere boeren opgegroeid, ik ook. Jongere boeren hebben het gevoel dat het anders moet. Dat kan en dat willen ze ook graag proberen.”
Aardappelboer Prins merkt dat generatieverschil. Hij moest zijn vader en oom, waarmee hij het akkerbouwbedrijf samen runt, wel eerst overtuigen. „Mijn vader zei eerst: ‘Dit wordt niks’, maar van lieverlee wordt hij nu enthousiaster.” Prins begrijpt zijn vaders houding wel. In de tijd dat hij het vak leerde, kwam er voor elk probleem een chemische oplossing. „Nu zien we dat de gereedschapskist steeds kleiner wordt. Dat is voor ons echt lastig: een bedrijf met onze omvang is ontstaan doordat we efficiënt kunnen werken met chemie.”
De aardappels van Bouwmeester
En dan gaat het in deze proef alleen nog maar om insecticiden. Helemaal van het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen zijn Bouwmeester en Prins nog lang niet af. Ze spuiten nog steeds tegen onkruid (herbiciden) en schimmels (fungiciden). Kan dat op korte termijn niet anders?
Akkerbouwer Bouwmeester schudt zijn hoofd. Hij is tussen het werk door even gaan zitten in de keet op zijn erf voor een kopje koffie. Op tafel staat een blikken koekjestrommel en aan de wand hangt een grote poster met aardappelrassen. Het is het gewas waar Bouwmeester veel van zijn tijd mee bezig is. Zijn pootaardappelen gaan straks naar de Noord-Afrikaanse markt. Een specialistisch product, deze piepers liggen aan de basis om hele bevolkingsgroepen te voeden.
Voor Bouwmeester zijn de risico’s van zijn proef in het graanveld niet zo groot. Maar hij is er nog niet aan toe om minder pesticiden in de aardappelen te spuiten. Juist in dit natte jaar is het een enorme uitdaging om zijn waardevolle pootaardappelen gezond te houden en te beschermen tegen schimmels zoals fytoftora. Het zorgt ervoor dat Bouwmeester dit seizoen op sommige momenten elke drie dagen moest spuiten.
Niettemin merkt Bouwmeester dat hij zich in gesprekken steeds vaker moet verantwoorden voor die ‘vieze chemie’. „Het is niet”, zo stelt hij dan, „dat wij ’s ochtends opstaan en denken: wat zullen we nu eens doodspuiten?”
Hij zou wel anders willen, maar het kan nog niet. Op randen waar Bouwmeester in de aardappelen een stukje heeft gemist, ziet hij na enkele dagen al de wittige waas van fytoftoraschimmel. Net als in de bochten, waar hij de druk van zijn spuitmachine onvoldoende heeft verhoogd. En als er schimmels in de planten zijn, blijven piepers als knikkertjes zo klein.
Technische oplossingen
Bouwmeester is zelf ook van mening dat het anders moet. Zelf moet de akkerbouwer nog minstens 30 jaar door en binnen speelt de zijn beoogde opvolger met duplo – 3 jaar oud. Om van de grootste deel van de gewasbeschermingsmiddelen af te komen, heeft hij veel vertrouwen in technologische ontwikkelingen.
Tegen onkruid heeft Prins bijvoorbeeld een slim camerasysteem gekocht waarmee ongewenste plantjes gericht gespoten worden in vakken van 6 bij 6 centimeter, iets wat 90 procent minder chemische middeltjes vraagt. Er bestaan zelfs al robotjes die zonder bestrijdingsmiddelen onkruid verwijderen. Verder kan gewasveredeling de gevoeligheid voor schimmels terugbrengen.
Zo kan het aantal pesticiden in de toekomst drastisch omlaag, denken beide boeren. ,,Er zijn best mogelijkheden”, meent ook agrarisch adviseur Ter Beke. „Het is experimenten en samen zoeken naar oplossingen.”
Bouwmeester: „Het is alleen de vraag: kán de maatschappij ons de tijd geven om die omslag te maken, zonder ons nú voor het blok te zetten?”