Henk Westerhof, directeur van SPNA, dat een proefboerderij in Kollumerwaard heeft. Foto: Archief/DVHN Jan Willem van Vliet
Je bent een biologische of gangbare boer. In dat laatste geval mag je op verjaardagsfeestjes steeds vaker gaan verdedigen waarom je die chemische middelen nog gebruikt. Maar zo zwart-wit hoeft het niet te zijn.
„De toekomst van de akkerbouw zit niet in ‘alles biologisch’ en ook niet in ‘doorgaan met hoe we het altijd hebben gedaan’.” Directeur-bestuurder Henk Westerhof van de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw (SPNA) ziet vooral toekomst in een tussenvorm van ‘biologische’ en ‘gangbare’ landbouw.
Op het proefbedrijf zijn dit jaar de biologische aardappelen te vroeg dood gebrand, omdat de schimmels het hadden overgenomen. Daar moet je dan vanaf, voordat het nabijgelegen aardappelvelden aantast. „Letterlijk een misoogst.”
Op zijn bedrijf vindt al een kwart eeuw lang zowel biologische als niet-biologische akkerbouw plaats. Op de akkers vinden zestig tot zeventig onderzoeken per jaar plaats, variërend van kleine proeven tot grootschalige studies met buitenlandse universiteiten. Vroeger probeerde men met die onderzoeken de opbrengst te vergroten, nu is het doel vrijwel altijd: terugbrengen van milieudruk.
Milieudruk komt voor een groot deel van gewasbeschermingsmiddelen, die niet alleen zorgen voor achteruitgang van biodiversiteit, maar ook de menselijke gezondheid beïnvloeden. Chemische stoffen – deels nog in de Europese Unie toegestaan – worden in verband gebracht met chronische ziekten, zoals kanker, hartziekten, ademhalingsstoornissen en neurologische aandoeningen als Parkinson. De stoffen blijven jaarrond aanwezig en zitten in ons huis, kleding en urine. Het gifstofje DDT – in 1973 in Nederland verboden – wordt nog steeds overal gevonden.
Kritiek op bioteelt
Genoeg reden om onze groenten biologisch te verbouwen. Al is die methode volgens Westerhof óók absoluut niet zaligmakend. De standaardkritieken zijn vaak: dure bio-gewassen zijn niet voor elke portemonnee, bio-teelt kost zoveel ruimte dat je er de groeiende wereldbevolking niet mee kan voeden. En je hebt minder oogstzekerheid, waardoor consumenten (veel meer dan nu) bereid zouden moeten zijn om eens een seizoen geen sla, spinazie, aardappelen of uien te eten.
Maar Westerhof voegt er een kritiekpunt toe: het kat-en-muisspel tussen schimmels en resistente rassen. De Royal HZPC Group, een aardappelveredelaar uit Joure, verstrekt aan biologische boeren liever geen pieperrassen die resistent zijn tegen de schimmel fytoftora, omdat de schimmels zich daaraan makkelijk aanpassen.
Aardappelveredeling
Weigeren van bioboeren doet HZPC niet. „Maar wij promoten onze resistente aardappelrassen zeker niet in de biosector”, vertelt directeur Gerard Backx desgevraagd. „Het duurt soms wel vijftien jaar om nieuwe resistente rassen te ontwikkelen, en de schimmel fytoftora kan zich in twee jaar aanpassen.”
Zouden de aardappelen een beetje bespoten worden, dan zou de schimmel zich minder makkelijk aanpassen. „We zouden als maatschappij beter af zijn als iedereen de aardappelen 70 tot 80 procent minder zou bespuiten, in plaats van dat een klein deel niet spuit en de rest een heleboel.”
Minder chemie
Biologische boeren krijgen een hogere vergoeding voor hun gewas. Maar als ‘gangbare’ boeren proberen minder chemie te gebruiken, krijgen ze geen hogere prijs dan collega-akkerbouwers die volop spuiten. Dat motiveert niet echt, want door minder te spuiten neemt een agrariër meer risico. „Dat is de kern van het probleem”, stelt Westerhof.
Op de proefboerderij in Munnekezijl vinden allerlei proeven plaats, waaronder met aardappelrassen. Foto: Jan Willem van Vliet
Hij wil uitzoeken in hoeverre dat in de toekomst anders zou kunnen. „Wij gaan bezig met het ontwikkelen van een tussenweg tussen biologisch en gangbaar’, vertelt Westerhof. „Uiteindelijk moet dat leiden tot een reductie van 80 procent chemieverbruik. Maar dan zijn we al vijf tot tien jaar verder.”
Op kortere termijn verwacht de bestuurder al makkelijk naar 30 tot 40 procent minder bestrijdingsmiddelen te kunnen gaan. Er zijn allerlei principes uit de biologische landbouw die ‘standaard’ zouden moeten worden, vindt Westerhof. Denk aan het gebruik van weerbare gewassen, meer nadruk op bodemkwaliteit, minder intensieve teelt, minder monocultuur, bloemstroken. Noem maar op. „Op langere termijn zal deze tussenvorm de gangbare methode worden.”
En toch wordt dat dus níét helemaal zonder die bestrijdingsmiddelen. „Want de natuur vindt altijd een antwoord.”
Om te illustreren waarom niet, laat Westerhof een proefveldje zien waar 63 biologische aardappelrassen in vakken geteeld worden. Hier testen zijn collega’s bij welke rassen de schimmelresistentie is doorbroken. Er staan rijen met namen als Nirvana, Peter Pan, Cloe, Alouette of een technisch ‘BIM13-678-1’.
„Kijk, hier komt wel wat in.” De aardappelplant schemert al wat wit door. Zo vallen bij de proefveldjes allerlei gaten. Waar schimmel is doorgebroken, wordt de aardappel eruit getrokken. „Zou hier een beetje chemie overheen gesproeid zijn, dan hadden die planten het waarschijnlijk wel gered.”