Bertien Minco: 'We maken een plan dat met de tijd kan meebewegen'. Foto: Marcel Jurian de Jong
Nog altijd kijkt ze vanuit haar kamer uit over de landerijen bij Hooghalen. Eigenlijk zou Bertien Minco (61) twee jaar aanblijven als directeur, dan moest het vernieuwingsplan voor Herinneringscentrum Kamp Westerbork er liggen en zou ze het stokje overdragen. Dat liep anders.
Het verleden grijpt haar iets minder vaak bij de strot dan het in haar beginperiode deed, vertelt Bertien Minco in dezelfde kamer, waar ze twee jaar geleden tijdens een kennismakingsinterview vertelde over de figuurlijke rugzak die ze meedraagt. Op haar werk wordt ze geconfronteerd met gebeurtenissen die zich in haar eigen joodse familie hebben afgespeeld.
Zo ontdekte ze vorig jaar, toen ze haar toespraak voor de 4 mei-herdenking voorbereidde, dat er op 4 mei 1943 – de dag waarop een groot transport vanuit Westerbork naar Sobibor vertrok – een nichtje van haar moeder nota bene uit Kamp Westerbork is vrijgelaten. „Ik wist daar wel iets van, maar toen ik opeens haar naam zag staan, schrok ik toch. Haar vader is hier naartoe gekomen om te bewijzen dat ze niet joods was, want haar moeder was geen joodse vrouw. Hij mocht haar zo meenemen. Bijzonder, hè.”
Waar komt u weg?
„Uit de Schildersbuurt in Groningen. Ik ben een kind van een Groningse vader en een Amsterdamse moeder en ik heb die twee kanten in mij. Ik hou heel erg van de noordelijke mentaliteit. Het Groningse in mij? Iets minder aanstellerig en opgewonden zijn dan in het westen. Aards en eerlijk, wat rustiger. Ze zeggen trouwens vaak dat Groningers niet praten, nou dat is niet mijn ervaring; het zijn enorme kletskousen.”
En Amsterdam?
,,Vind ik een superleuke stad, maar met een totaal andere mentaliteit. Er gebeurt heel veel. Je kunt er veel reuring ervaren en dat vind ik ook superleuk. Ik kan verlangen naar die reuring, maar ook naar de stilte. In mijn studententijd ben ik in Amsterdam beland en ik woon er nog steeds met mijn man. Hij is een echte Amsterdammer en ik krijg hem daar nooit weg.”
Maar u hebt ook een huis in Hornhuizen.
„Ja, daar ben ik als ik hier aan het werk ben. Ik vind het Hogeland zo mooi. Je krijgt mij niet zomaar weg uit Groningen. Maar soms heb ik ook weken vol met afspraken in het westen. Dan is een huis in Amsterdam heel handig. Voor mijn netwerk is het ook belangrijk om daar regelmatig te zijn. Ik heb net zo vaak afspraken daar als hier in de buurt. Ik heb een dynamisch leven en dat vind ik heel leuk.”
In hoeverre speelt uw joodse achtergrond een rol in uw dagelijks leven?
„Ik ben niet heel religieus, dus je zal me niet veel in de synagoge tegenkomen, maar wel bij lezingen of herdenkingen, concerten en films; dingen die me heel erg interesseren. Ik voel me een drager van de joodse cultuur. Tegelijkertijd ben ik wel gehecht aan het geloof. Ik vier graag Pesach, Chanoeka en met Jom Kippoer ga ik wel eens naar sjoel, maar je kunt mij verder niet betrappen op een heel vrome levenswijze. Christelijke tradities als Pasen en Kerst heb ik van huis uit niet meegekregen, maar later wel van mijn niet-joodse schoonfamilie.”
Door uw achtergrond twijfelde u aanvankelijk over uw directeursfunctie. Hoe is dat nu?
„Het is emotioneel ingrijpend, al went het wel een beetje, want het gaat hier de hele dag over ingrijpende verhalen. Toch ben ik ook blij dat het mij raakt. Gelukkig heb ik geen pantser. Er zijn wel momenten dat je professioneel bent en het iets minder laat binnenkomen. Maar ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat ik me zo goed zou voelen hier en dat het me zo’n power zou geven, waardoor ik nu ook gewoon blijf, tot mijn pensioen. Het is de opdracht van mijn leven, zo voelt het.”
Wat is die opdracht precies?
„Vorm geven aan de herinnering aan wat onze voorouders is overkomen voor een nieuwe generatie. Het is heel belangrijk dat we nu zoeken naar vormen om die verhalen door te geven en ook dit Westerbork opnieuw vorm te geven op een manier die aansluit bij een nieuwe generatie.”
'Ik kan verlangen naar de Amsterdamse reuring, maar ook naar de stilte'. Foto: Marcel Jurian de Jong
Toen u aantrad, was het de bedoeling dat u maximaal twee jaar zou blijven. Wat is er veranderd?
„Ze hebben me hier erin gelokt met de boodschap dat het voor twee jaar was. Toen dacht ik: nou vooruit. Ik vreesde dat het te pittig zou zijn en vond het eigenlijk niet zo’n goed idee dat iemand zoals ik, die zo emotioneel betrokken is, hier zou zitten. Zo had ik allerlei bezwaren, maar dat bleken slechts gedachten. Het ontwikkelde zich zo dat het eigenlijk volstrekt logisch voelde dat ik langer zou blijven en dat iedereen, inclusief ikzelf, er blij mee is.”
U zou samen met mededirecteur Ine Scholten het vernieuwingsplan verder ontwikkelen in twee jaar tijd, maar zij eerder vertrokken; waarom?
„Het gaat eigenlijk veel trager dan gehoopt. Dat heeft ermee te maken dat we alles moeten afstemmen met partijen als de provincie, de gemeente Midden-Drenthe, Staatsbosbeheer, Astron… Als je hier iets wilt ontwikkelen heb je ook natuur en radiotelescopen om rekening mee te houden. We wilden vaart maken, maar dat lukte niet en dan is deze organisatie te klein voor twee directeuren. Ine heeft wel veel betekend.”
Grote vraag is natuurlijk: hoe ziet Herinneringscentrum Kamp Westerbork er over een paar jaar uit?
„Dat maken we over een paar maanden bekend, maar het belangrijkste is dat we het kampterrein verder ontwikkelen. We voeren gesprekken met onder anderen kampoverlevenden, Roma, Sinti en vertegenwoordigers van de Molukse gemeenschap. Het draait om de hele geschiedenis van deze plek, dus ook om wat er na de oorlog is gebeurd: het interneringskamp voor NSB’ers en kamp Schattenberg. Omdat sommige dingen nog best gevoelig liggen, willen we in het concept dat we nu maken niet alles dichttimmeren, zodat we over bijvoorbeeld tien jaar iets kunnen toevoegen of aanpassen. We maken een plan dat met de tijd kan meebewegen. Veel bezoekers die hier nu komen, zijn toch een beetje teleurgesteld, omdat ze niks zien. Ze komen op een kampterrein dat nagenoeg leeg is. Voor mijn generatie, die de verhalen wel op het netvlies heeft, is de desolate leegte heel betekenisvol, maar voor jongeren niet. Maar we willen ook niet allemaal barakken nabouwen en alles invullen.”
Hoe ga je om met dat spanningsveld?
„Ik denk dat we mooie vormen vinden die toch invulling bieden, maar op een manier die radiostralingsvrij is. We kunnen hier vanwege de Astron-telescopen niet werken met QR-codes. Op technisch gebied zijn we beperkt, dus zullen we het meer moeten zoeken in ervaringen, met eenvoudige, maar doeltreffende middelen. Ik stel me zo voor dat je als bezoeker in audiovorm heel veel mensen kunt gaan ontmoeten op het kampterrein, in de vorm van een kindertoer of een Molukse toer bijvoorbeeld; verschillende varianten voor verschillende doelgroepen. Ook hopen we een compleet nieuw museum te kunnen bouwen. Het huidige is te klein geworden. Het is gebouwd op maximaal 100.000 bezoekers per jaar. Vorig jaar kwamen hier 130.000. Als het zo doorgaat, gaan we daar dit jaar overheen.”
Waarom ‘hopen’?
„Het hangt af van het geld dat er beschikbaar komt. Als we het plan gepresenteerd hebben, gaan we de boer op om fondsen te werven. Hoeveel het gaat kosten is nog lastig in te schatten, maar het gaat om miljoenen. Uiteindelijk gaat het erom dat het hele gebied meer gaat spreken: het terrein én het gebouw. Dat je als bezoeker weet dat je op een bijzondere plek bent.”
Een enorme opgave.
„Ja, fantastisch.”
Bertien Minco: 'Ik had allerlei bezwaren bij deze functie, maar het bleken slechts gedachten'. Foto: Marcel Jurian de Jong
Wat zijn mooie momenten voor u geweest de afgelopen twee jaar hier?
„Dat waren er veel, maar één ervan was de voorstelling Sjiwwe voor Sobibor van Roestvrij Theater. Die jongeren hebben hier zo’n ontzettend mooie voorstelling gemaakt, heel indrukwekkend. Mede omdat je dan ziet dat wat je wenst ook gebeurt, namelijk dat jongeren de geschiedenis overnemen, omdat ze zich ermee verbinden. We willen juist jongeren aanspreken, zodat het idee dat de Tweede Wereldoorlog bij oude mensen hoort voorbij gaat.”
Houdt de huidige oorlog in het Midden-Oosten u erg bezig?
„Ja natuurlijk. Ik heb veel familie in Israël. We hebben er zo weinig invloed op. Ik probeer wel elke dag tegen mezelf te zeggen: oké, vandaag weer een nieuwe dag waarop je niet bijdraagt aan polarisatie. Als je dat tegen jezelf zegt, heeft dat veel consequenties. Dan denk je goed na waar je op reageert en op welke manier. Zo probeer ik op social media altijd constructieve en positieve dingen te plaatsen, zelden kritiek op iemand te leveren. Ik wil bijdragen aan een constructieve wereld en dat wil ik ook met en voor Westerbork. Dit is toch op een bepaalde manier een plek van stilte, van reflectie en van rouw waar je verbinding voelt met de geschiedenis. Dat verhoudt zich slecht met lawaai en woede. Het moet hier een beetje stil zijn.”
Paspoort
Naam: Bertien Judith Minco
Geboren: 11 april 1963 te Groningen.
Opleiding: Theaterschool aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Loopbaan: werkte onder meer als redacteur VPRO Radio, was beleidsadviseur NPO, was directeur Stichting Schrijven, was oprichter en directeur/bestuurder Jeugdcultuurfonds (tegenwoordig Jeugdfonds sport en cultuur), schreef de roman Liever niet op reis (Magonia 2016), maakte diverse podcasts, adviseerde gemeenten, provincies en culturele instellingen en zat van 2017 tot begin 2022 in de Raad van Toezicht van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Sinds mei 2022 is ze algemeen directeur.
Privé: getrouwd met Camille, moeder van Boaz (32) en Merav (28). Woont in Amsterdam en Hornhuizen.