Bertien Minco is sinds mei directeur van het Herinneringscentrum. Foto: Gerrit Boer
Emotioneel ingrijpend, dat is haar nieuwe baan als directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, vertelt Bertien Minco. Vanwege haar achtergrond – ze is Joods – dacht ze in het verleden dat deze functie te zwaar zou zijn. „Maar nu ik hier eenmaal zit, ben ik blij dat ik dit werk doe. Het geeft me veel kracht. En wat is er mis met emoties?”
Vanuit de vakkenkast tegenover de grote tafel waaraan Bertien Minco (59) zit, kijkt een dame op een zwart-witfoto de directeurskamer in. Haar tante Saar, zus van haar moeder. Tante Saar zat een dag of tien in Kamp Westerbork, begin 1943, voor ze in Auschwitz werd vergast.
„Het verleden grijpt me geregeld bij de strot hier, maar ik leer er ook zoveel van. En ik kom tot allerlei nieuwe inzichten, dus het is eigenlijk een heel bijzondere reis die ik maak”, zegt Minco. „Mijn tante was verpleegster in de Joodse psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch. Eind januari 1943 kreeg het personeel te horen dat de kliniek zou worden leeggehaald. Ze dachten dat ze er veilig zaten, want die patiënten hoefden toch niet op transport? Wel dus. Toen hebben ze als personeel overlegd wat ze zouden doen. De meesten wilden onderduiken. De vriend van mijn tante regelde ook voor hen een onderduikadres, maar ze weigerde. ‘Ik laat mijn patiënten niet in de steek’, zei ze.”
„Het vraagstuk: wanneer neem je zo’n besluit en waarom, is vele jaren bij me gebleven. Ik denk heel vaak aan haar. Mijn moeder en haar generatiegenoten waren boos op haar; zij vonden dat Saar haar familie in de steek had gelaten en verweten haar dat ze haar ouders veel verdriet had gedaan. Dat was ook de emotie die ik van mijn ouders meekreeg, maar later besefte ik: wat een ongelooflijk mooie en liefdevolle daad eigenlijk.”
Uiteindelijk belandden Saar en haar vriend Hans in Westerbork, waar ze nog pogingen hebben gedaan om in ondertrouw te gaan, ontdekt Minco. „Op een nacht werd ik wakker en dacht ik: dit is de plek waar ze voor het laatst samen zijn geweest en misschien zelfs wel gelukkig waren. En dan wordt dit opeens ook een warme, liefdevolle plek en niet alleen maar eentje van gruwel. Dat soort ontdekkingen doe ik, dat deze plek dus heel gelaagd is. Zo verdiept mijn inzicht zich steeds verder. Ik heb haar foto daar neergezet, omdat ik denk: voor jou doe ik het. Dit verhaal mag niet vergeten worden.”
‘Ja, ik sta hier soms ergens een traan weg te pinken’
Dat ze ooit directeur van het Herinneringscentrum in Hooghalen zou worden, had ze nooit gedacht. „Juist vanwege mijn belaste achtergrond wilde ik deze functie niet. Maar nu ik hier eenmaal zit, ben ik blij dat ik dit werk doe. Het is helemaal omgekeerd eigenlijk. Het voelt als een enorme kracht, alleen is het wel emotioneel ingrijpend. Maar dat vind ik niet erg, want was is er mis met emoties? Helemaal niks. En ja, ik sta soms ergens een traan weg te pinken. Dat is zo, maar zo is dat al mijn hele leven.”
Drie maanden werkt Minco nu in Hooghalen. Ze volgt Gerdien Verschoor op, die na drie jaar tot de conclusie kwam dat ze niet op haar plek zat. Het Herinneringscentrum wacht een grote uitdaging. Voormalig directeur Dirk Mulder was voor zijn pensionering in 2019 al begonnen met het bedenken van plannen voor het vernieuwen van het museum en het kampterrein. Het is nu aan Minco om die vernieuwingsslag te maken. Dat doet ze samen met zakelijk directeur Ine Scholten, die op 1 augustus is begonnen.
Het voelt voor de geboren Groningse als het voortzetten van het werk van haar moeder, die betrokken was bij de oprichting van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, volgend voorjaar veertig jaar geleden. „Ik ben opgegroeid in de stad Groningen in een naoorlogse Joodse familie, dus je moet je voorstellen: er waren van de drieduizend Joden …” Ze valt stil, terwijl haar ogen vochtig worden. „Ja, als ik het vertel, schiet ik toch weer vol, want het is bijna niet te vertellen. Van de 3.000 Joden in de stad zijn er 180 teruggekeerd uit de kampen en er hebben nog wat mensen ondergedoken gezeten. Er waren dus heel weinig mensen over en velen van hen trokken het niet om er na de oorlog weer te gaan wonen, tussen de lege stoelen, de lege huizen. Ze emigreerden bijvoorbeeld naar Israël of verhuisden naar Amsterdam. Maar mijn oma, vader en tante hadden het overleefd in de onderduik en zijn wel gebleven.”
„Mijn ouders vonden, omdat ze beiden ondergedoken hadden gezeten, dat ze eigenlijk niks hadden meegemaakt en dus hebben ze zich fanatiek ingezet voor mensen die het zwaar hadden gehad in de kampen en dierbaren hadden verloren. Zo hebben ze ervoor gezorgd dat de voormalige synagoge in Groningen werd aangekocht, gerestaureerd en in 1981 heropend. Dat was hun levenswerk. Daar ben ik heel trots op. Natuurlijk hadden ze wél veel meegemaakt, maar dit was hun manier om ermee om te gaan. Dat heeft mij ook veel gebracht. Dus los van dat er veel verdriet en angsten waren en het niet meeviel om als kind tussen al die oudere, verdrietige mensen rond te hollen, heb ik wel van mijn ouders geleerd er wat van te maken en jezelf niet als slachtoffer te zien. En op een professionele manier met de oorlog omgaan is eigenlijk best een fijne manier, want dan doe je er iets mee. Je zet je verdriet, je energie om in iets creatiefs.”
‘Als kind kreeg ik al mee dat de oorlog onderdeel van je bestaan is’
Het besef dat ze bij een bijzondere groep hoort, komt al vroeg. Bertien Minco herinnert zich juffrouw Meijer in de tweede klas van de lagere school. „Ze keek me op een dag met tranen in haar ogen aan en zei tegen mij, een 7-jarig meisje dus: ‘Kindje, kindje, wat ze jullie hebben aangedaan …’ Ik had het idee dat er op dat moment een hele groep mensen achter me stond. Daar hoorde ik kennelijk bij, al had ik nog niks meegemaakt. Haar emoties en het woord jullie kwamen binnen en ik begreep ook wat ze bedoelde. Ik was een gevoelig kind, dat veel zag en hoorde. Dat de oorlog onderdeel van je bestaan is, hoe je het ook wendt of keert, krijg je dan al mee.”
Op haar 18de verruilt Minco Groningen voor Amsterdam, waar ze naar de theaterschool gaat. Ze ziet die keuze als een voortvloeisel van haar afkomst, als kind is ze altijd al creatief bezig. „Omdat ik uit een familie kom waar een best donkere wolk boven het huis hing en veel verdriet was, zonder dat erover gesproken werd, had ik enorm de behoefte om me te uiten. Ik ging muziek maken, dansen en toneelspelen. Mijn moeder begreep dat heel goed en gaf me ook alle gelegenheid. Ik vond het allemaal geweldig.”
Maar op het toneel vindt Minco haar draai niet en ze belandt op andere plekken in de kunst- en cultuursector. Zo richt ze onder meer het Jeugdcultuurfonds op, om kinderen uit gezinnen die het minder breed hebben ook de kans te geven om in aanraking te komen met kunst en cultuur. Ze gunt het andere kinderen ook te genieten van dat wat haarzelf zoveel geluk heeft gebracht.
Dat ze ooit directeur van het Herinneringscentrum zou worden, had Minco nooit gedacht. Foto: Gerrit Boer
Inmiddels heeft ze zich verzoend met haar afkomst. „Dit is mijn leven en het is nu eenmaal zo. Ik draag een soort rugzak mee, maar daar word je ook heel sterk van. Het altijd maar dragen van die rugzak geeft een enorm gevoel van kracht en dat is eigenlijk ook wel fijn. Dat geeft me het gevoel dat ik iets te vertellen en iets te doen heb op deze wereld. Het geeft me heel veel richting. Ik wil ervoor zorgen dat dat wat er is gebeurd nooit wordt vergeten. En wat dat betreft zit ik hier op de ideale plek.”
‘Ik heb altijd wat heimwee naar Groningen gehad en nu leer ik Drenthe kennen’
Oud-directeur Dirk Mulder benaderde haar ruim vijf jaar geleden voor een plek in de Raad van Toezicht. „Daarover hoefde ik niet lang na te denken. Dat vindt mijn moeder heel leuk, dacht ik meteen. Los daarvan vond ik het mooi om iets bestuurlijks te doen en ik had ervaring op het gebied van educatie en fondsenwerving, waardoor het ook bij me paste. Maar je wilt toch ook dat je ouders op een bepaalde manier blij zijn, hè. Toen ik toetrad heb ik veel met mijn moeder gepraat over hoe het vroeger ging, toen zij in het bestuur zat.”
Dat Minco toch directeur is geworden, komt onder meer omdat twee collega’s uit de Raad van Toezicht haar na het vertrek van Verschoor daarvoor benaderden. Als ze daarna vanuit het managementteam dezelfde vraag krijgt, geeft dat de doorslag. Een opmerkelijke stap? „We hebben er uitgebreid over gesproken of het mocht en kon, eerst lid van de Raad van Toezicht zijn en dan directeur worden. Of dat zuiver was. Maar het mag juridisch en het gebeurt ook wel vaker.”
Ze werkt bewust parttime, drie dagen in de week. Afstand kunnen nemen, vindt Minco in deze functie erg belangrijk. „Ik woon met mijn man in Amsterdam, maar we hebben ook een huisje in Hornhuizen, vlakbij de waddenkust. Dat hebben we vijf jaar geleden kunnen kopen. Het kleinste huisje van het dorp. Ik heb altijd wat heimwee gehad naar Groningen en ik ben er stikgelukkig. Ik ga vanuit daar met het openbaar vervoer naar Assen en daar pak ik mijn elektrische fiets. Zo sjees ik door het Drentse landschap, wat zo prachtig is. Heerlijk vind ik het. Leer ik meteen Drenthe een beetje kennen. Ik houd erg van fysieke activiteit en helemaal nu ik in mijn werk met zo’n zwaar onderwerp bezig ben. Ik maak graag mijn hoofd leeg door te fietsen, te wandelen of te zwemmen.”
‘Herinneringscentrum moet zich richten op nieuwe generaties’
Het voormalige kampterrein vindt ze minder intimiderend dan de eerste keren toen ze er kwam. „Toen was ik vooral stil. Ik kan er nu gewoon lopen en denken: hoe is het hier ingericht en moeten we niet dit of moeten we niet dat? Soms realiseer ik me opeens: ik loop gewoon te kwekken op het kampterrein, dus het wordt iets gewoner. Wat niet gewoon wordt is dat je altijd met de geschiedenis bezig bent. Het blijft persoonlijk.”
Over hoe de vernieuwingsplannen eruitzien, kan ze nog niks zeggen. Te vroeg, stelt ze. Er worden momenteel haalbaarheidsstudies uitgevoerd. „Er moet een toekomstbestendig plan komen met een visie en een verhaal. De mensen die de oorlog hebben meegemaakt zijn er straks niet meer en dus moeten we ons gaan richten op nieuwe generaties. Educatie moet echt het ding worden hier. Dat is nu ook belangrijk, maar het kan nog veel uitgesprokener en je kunt allerlei dingen veel zichtbaarder maken.”
Minco wil over twee jaar het vernieuwingsplan klaar hebben. Foto: Gerrit Boer
„Het kampterrein is vrijwel leeg en dat is voor de oudere mensen, die de verhalen nog in hun hoofd hebben, heel betekenisvol. Het symboliseert ook de leegte, de mensen die er niet meer zijn. Maar voor mensen die er veel verder vanaf staan is het echt een lege plek. Daar ligt de grote uitdaging: hoe zorg je ervoor dat die plek impact heeft op alle mensen die hem bezoeken? Je kunt iedereen wel met VR-brillen of tablets het terrein opsturen, maar ik weet niet of ik dat wil. Ik heb liever dat ze die beelden in hun hoofd hebben op het moment dat ze op het kampterrein aankomen en dat het daar betekenis krijgt. Ik denk dat we veel meer moeten onderzoeken wat er wel en niet kan en wat wel en niet werkt. Het is een moeilijke, beladen plek en je hebt te maken met allerlei achterbannen die emotioneel betrokken zijn. Daarom wil ik ook graag een participatietraject gaan doen om mensen te laten meekijken en meedenken. Joden, Sinti, Roma, Molukkers en mensen uit de buurt; vertegenwoordigers van alle groepen. Je wilt dat je verhaal wordt gedragen door mensen die het gebeuren meedragen.”
Minco is aangesteld voor twee jaar. Best kort, erkent ze. „Tegen die tijd moet het plan voor de vernieuwing er liggen en een fors deel van de fondsen zijn geworven. Ik ben een pionier. Het ontwikkelen van plannen is mijn kernkwaliteit. Als op een bepaald moment het plan af is, is het de vraag of ik nog op deze plek moet zitten.” Lachend: „Maar zullen we het daar over twee jaar over hebben?”
Paspoort
Naam Bertien Judith Minco
Geboren 11 april 1963 te Groningen
Opleiding Theaterschool aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Loopbaan werkte onder meer als redacteur VPRO Radio, beleidsadviseur NPO, directeur Stichting Schrijven, oprichter en directeur/bestuurder Jeugdcultuurfonds (tegenwoordig Jeugdfonds sport en cultuur), schreef de roman Liever niet op reis (Magonia 2016), zat van 2017 tot begin 2022 in de Raad van Toezicht van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, sinds mei algemeen directeur
Verder maakt diverse podcasts, adviseert gemeenten, provincies en culturele instellingen, en is geregeld dagvoorzitter
Privé getrouwd met Camille, moeder van Boaz (30) en Merav (26), woont in Amsterdam en Hornhuizen