Onderzoekers Jan-Paul Zock en Harm Heusinkveld (rechts), voor het gebouw van het RIVM in Bilthoven. Foto: Menno Ringnalda
Hoe schadelijk zijn gewasbeschermingsmiddelen voor de volksgezondheid? Is er een directe relatie met een ziekte als Parkinson? Het RIVM probeert met twee onafhankelijke en langjarige onderzoeken antwoord te vinden op deze vragen.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is nog steeds gevestigd op het Science Park in Bilthoven. Maar daar komt binnenkort verandering in, vertelt woordvoerder Coen Berends. Het personeel van het RIVM betrekt nog dit jaar een fonkelnieuw pand in Utrecht naast het Universitair Medisch Centrum (UMCU) en de Universiteit Utrecht.
Berends, geboren en getogen in Eelde, maar al vele jaren woonachtig in het midden des lands, haalt het bezoek op bij de receptie. Een legitimatie en een zichtbaar gedragen pas behoren tot de veiligheidsprocedures bij het kennisinstituut.
In een vergaderruimte op de eerste verdieping zit Jan-Paul Zock al te wachten. Hij is als reseacher nauw betrokken bij het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en omwonenden (OBO-2). Samen met een groep collega’s kijkt Zock of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tot gezondheidsschade leidt bij agrariërs, gezinsleden, agrarisch medewerkers en omwonenden.
Ook Harm Heusinkveld schuift aan. Hij is neurotoxicoloog en de projectleider van SPARK (voluit: Strategies for regulatory assessment of PARKinson’s disease). Vrij vertaald in het Nederlands: een onderzoek naar de relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en Parkinson, een progressieve hersenziekte waarbij zenuwcellen langzaam afsterven.
Afgelopen week deed het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch uitspraak in een zaak tegen een lelieteler. Daarin benadrukte het hof dat er geen onderzoek was verricht naar risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson. Welnu, daar is het RIVM nu juist druk mee bezig.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, met name de lelieteelt, zorgt voor veel maatschappelijke onrust. Mensen maken zich zorgen. Wat krijgen jullie daarvan mee?
Coen Berends: „We zien alle berichten in de media hierover voorbijkomen. Het RIVM doet dagelijks een omgevingsanalyse. We hebben ook binnen het RIVM een team dat alles bijhoudt wat er op sociale media verschijnt. Ik ben persoonlijk blij dat ik dat aan mijn collega’s kan overlaten, want ik word er echt ongelukkig van als ik sommige dingen lees of zie.”
Heusinkveld: „Op sociale media wemelt het van de berichten die aantoonbaar niet kloppen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik gestopt ben met me daar zorgen over te maken. We hebben vanuit het onderzoek SPARK onlangs een website gelanceerd. Wanneer we daar berichten op plaatsen over SPARK, zien we dat die héél snel breed gedeeld worden. De belangstelling voor ons onderzoek is enorm. Het onderwerp leeft.”
Klankbordgroep
Zock: „We krijgen de maatschappelijke discussie uiteraard mee. Niet in de laatste plaats omdat we een maatschappelijke klankbordgroep hebben, die we drie keer per jaar informeren. Van verschillende kanten wordt meegekeken met onze methodieken. Burgerinitiatieven als Bollenboos en Meten=Weten maken deel uit van de klankbordgroep, maar bijvoorbeeld ook landbouworganisatie LTO. Zij denken mee over de duiding, maar ook over hoe we de resultaten straks communiceren.”
Voelen jullie niet de druk van de buitenwacht om snel met resultaten te komen?
Zock: „Nee. Het is belangrijk dat er feiten worden aangeleverd. Deze onderzoeken kosten tijd. Meerdere jaren zelfs. Onze opdrachtgevers, de ministeries, weten dat ook.”
Demonstranten Els en Leo voeren actie tegen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt in Drenthe. Foto: Marcel Jurian de Jong
Er lopen momenteel twee onderzoeken bij het RIVM als het gaat om gewasbeschermingsmiddelen. SPARK en OBO-2. Wat zijn de verschillen en waar raken de onderzoeken elkaar?
Heusinkveld: „In beide onderzoeken kijken we naar de relatie tussen verschillende gewasbeschermingsmiddelen en Parkinson. Dat is op dit moment de enige overeenkomst. SPARK bekijkt de menselijke biologie. Hoe kan het nou dat een mens van stof X eventueel Parkinson kan krijgen?
We zijn gestart met een uitgebreide literatuurstudie. Om uit te zoeken wat er allemaal al bekend is. We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Als we uit die studies voldoende aanwijzingen vinden om zelf testen te doen, dan betrekken we het laboratorium erbij.
Strenge wetgeving
We maken vooral gebruik van proefdiervrije testen met menselijke cellen of computermodellen. Daarnaast doen we een dierstudie, veelal op knaagdieren, waarbij we bijvoorbeeld de hersenen eruit halen en erin gaan kijken of er aanwijzingen zijn voor Parkinson. Dat is aan strenge wetgeving gebonden en we houden zeker rekening met de ethische bezwaren daartegen.
Een speciale adviesraad, met daarin verschillende neurologen en dierwetenschappers, kijkt over onze schouder mee. Zij toetsen hoe betrouwbaar en haalbaar het is wat wij allemaal doen en voorstellen.”
Het onderzoek bestrijdingsmiddelen en omwonenden (OBO-2) richt zich meer op de gezondheid van mensen die in de buurt van land- of tuinbouwpercelen wonen?
Zock: „We willen weten of er een verband bestaat tussen blootstelling aan die middelen bij omwonenden en verschillende ziekten, waaronder ook Parkinson. OBO-2 is een langjarig onderzoeksproject dat zich richt op grote groepen mensen, die we gedurende lange tijd volgen.
Als mensen ziek worden, onderzoeken we of er een verband bestaat met gewasbeschermingsmiddelen die in hun omgeving zijn gebruikt. Voor een deel gerelateerd aan de werkelijke situatie van nu. Maar de uitdaging zit hem vooral in de relatie met gewasbeschermingsmiddelen die vele jaren geleden zijn gebruikt. We richten ons daarbij niet specifiek op glyfosaat, maar in principe op alle bestrijdingsmiddelen.
Ons onderzoek bestaat uit verschillende deelonderzoeken. We verzamelen bijvoorbeeld data van patiënten die de diagnose Parkinson hebben gekregen, in samenwerking met verschillende zorgklinieken in Nederland. Deze patiënten vullen vragenlijsten in. Na verloop van tijd hebben we een schat aan informatie en kunnen we wellicht patronen en een mogelijke relatie ontdekken. Bijvoorbeeld met het werk dat mensen hebben gedaan. Of de plek waar ze hebben gewoond.
Concreet doen we nu metingen in de fruitteelt, naar concentraties van stoffen in de nabije omgeving. Wat komt er de woning van omwonenden binnen? Zit het in de urine van mensen? In huisstof? Juist de fruitteelt is interessant omdat middelen zijwaarts in de lucht worden gespoten, niet neerwaarts zoals bij veel andere gewassen.
Door al die gegevens in een model te plaatsen hopen we straks beter te kunnen voorspellen, voor verschillende gewassen, hoe de gebruikte middelen zich verspreiden en in de woningen terecht kunnen komen.”
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) in Ede bepaalt welke middelen in Nederland worden toegelaten. Zit het RIVM met de deze onderzoeken niet een beetje op de stoel van het Ctgb?
Heusinkveld: „Hier is inderdaad vaak verwarring over. Als RIVM zitten wij aan de kant van de volksgezondheid. Wij kijken naar potentiële gezondheidseffecten voor de mens. Als onze onderzoeken straks resulteren in een duidelijke gezondheidswaarschuwing voor het gebruik van bepaalde middelen, dan neemt de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) daar kennis van.
Zij bepalen de wettelijke kaders in Europa. Het Ctgb beoordeelt vervolgens of de middelen voldoen aan alle wettelijke eisen om op de Nederlandse markt te komen. Onze onderzoeken gaan ook in die afweging mee.”
Harm Heusinkveld (links) en Jan-Paul Zock in het laboratorium van het RIVM. ,,We voelen ons niet onder druk gezet dat we snel met resultaten moeten komen. Deze onderzoeken kosten tijd." Foto: Menno Ringnalda
Er zijn veel wetenschappelijke studies gedaan naar de relatie van gewasbeschermingsmiddelen en een ziekte als Parkinson. Maar een causaal verband kon nog niet worden vastgesteld. Lukt het RIVM dat wel?
Heusinkveld: „Een causaal verband is de heilige graal. Dat willen we heel graag en we werken er heel hard voor om dat te kunnen aantonen. Wat mij betreft zitten we het dichtst bij causaal als we met onze laboratoriumproeven vaststellen dat een bepaald middel een serie mechanismen in het menselijk lichaam in werking zet dat uiteindelijk leidt tot Parkinson.
Maar dan nog is de vraag, hoe zit het met de persoon die spuit? En degene die naast een landbouwperceel woont? Krijgen die mensen genoeg binnen van het middel om dat treintje in het lichaam in beweging te zetten?”’
‘Gevaar en risico’
Zock: „Daar raken onze beide onderzoeken elkaar weer. Want er zit een verschil tussen gevaar en risico. Een middel kan wellicht gevaarlijk zijn, afhankelijk van de dosis en de mate van blootstelling, maar je moet tegelijkertijd beoordelen of er een risico is voor iemand die zelf niet spuit, maar in de omgeving woont. Hoeveel krijgt hij of zij binnen en is dat een risico? Dat is een heel lastige afweging.”
Nieuws van alle kanten
In een serie interviews en artikelen buigt DVHN zich over de discussie rond de bollenteelt. Daarbij belichten we het onderwerp vanuit zoveel mogelijk verschillende invalshoeken. Eerder interviewden we huisarts Evelien van Soldt uit Wapserveen, spraken we met natuurbeschermer Geert Starre, de Belgische toxicoloog Jan Tytgat, wetenschapsjournalist Simon Rozendaal, universitair docent Lolke Braaksma en hoogleraar milieu Jeroen van der Sluijs. Heeft u tips of suggesties? Mail naar drenthe@dvhn.nl.