Het college van Gedeputeerde Staten van Drenthe met links Gert-Jan Schuinder van Landbouw. Foto: Marcel Jurian de Jong
Hoeveel afstand moet een lelieteler houden van een Natura 2000-gebied om te zorgen dat zijn gewasbeschermingsmiddelen niet neerslaan in kwetsbare natuur? Het Drents provinciebestuur moet op zoek naar het antwoord op deze vraag. Makkelijker gezegd dan gedaan.
Een motie van deze strekking van de kant van VVD, BBB, CDA en PVV werd vorige week woensdag met tachtig procent van de stemmen aangenomen in Provinciale Staten. De partijen roepen GS op dit te laten uitzoeken door een onafhankelijk landelijk of regionaal onderzoeksinstituut, zoals bijvoorbeeld het RIVM, Ctgb of Hilbrands Laboratorium (HLB) in Wijster.
Zodat op basis van de verkregen data op ‘objectieve wijze keuzes kunnen worden gemaakt’, schrijven de partijen in de opdracht voor het college.
Positief en ondersteunend
De heikele kwestie houdt niet alleen natuurbeschermers in Drenthe bezig. Ook de lelieletelers zitten er mee in hun maag. Zij worden door de recente uitspraak van de Raad van State gedwongen aan te tonen dat hun activiteiten geen significante effecten hebben op omliggende natuur.
Dan is het goed om helder voor de bril te hebben op welke minimale afstand het spuiten van chemische middelen de natuur geen schade toebrengt.
De motie van de vier politieke partijen lijkt dus op voorhand positief en ondersteunend voor de brede maatschappelijke discussie rond de bollenteelt. Maar wie dieper inzoomt op de materie ziet dat dit voorstel nogal complex is, lastig uitvoerbaar en vooral tijdverslindend.
Een klimaatmeter op een proefperceel met lelies. Foto: DvhN
Want een ‘objectief en juridisch geborgd’ onderzoek vergt veel tijd. RIVM onderzoekt momenteel of er een causaal verband bestaat tussen gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte Parkinson. Het kennisinstituut heeft daar minimaal vier tot vijf jaar voor nodig.
Het College van toelating gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) doet niet zelden zes tot acht jaar over een onderzoek of een bepaald bestrijdingsmiddel kan worden toegelaten in Nederland.
Windpatronen
Het onderzoek naar een minimale afstand tussen zeg maar een leliebollenveld en een beschermd bos is complex, want sterk afhankelijk van lokale omstandigheden zoals het terrein, het weer en vooral de wind.
Soms is een voorjaar heel nat, soms heerst een periode van droogte. Windpatronen kunnen per seizoen verschillen, dus het is belangrijk om naar de gegevens van opeenvolgende jaren te kijken.
Innovatieve sensoren
Ook zullen meerdere terreinen moeten worden onderzocht in verschillende delen van Drenthe. Sensoren moeten op verschillende afstanden staan van de percelen, in alle windrichtingen. Dat vergt een enorme inzet van deze (prijzige) apparaten, die technologisch in staat moeten zijn om een breed scala aan stoffen in de lucht te meten. Plus de herkomst, voor zover mogelijk. Experts betwijfelen of dergelijke innovatieve sensoren al bestaan.
Dat netwerk aan sensoren moet worden ingericht, gecontroleerd, gemonitord en geanalyseerd. Daar is personeel voor nodig. Zo’n omvangrijk onderzoek kan makkelijk in de miljoenen euro’s lopen. In de motie van VVD, BBB, CDA en PVV wordt niet over geld gerept.
Innovatieve sensoren moeten op verschillende afstanden van de percelen worden opgesteld. Foto: Shutterstock
De resultaten moeten ook inzichtelijk worden gemaakt, vinden de partijen. Er moet een publieksvriendelijke website komen waarin elke inwoner van Drenthe alle feiten en cijfers moet kunnen raadplegen.
Het onderhouden van zo’n dashboard is best een klusje. De consequente monitoring en vertaling van de ruwe data naar publieksvriendelijke informatie vereist vakinhoudelijke kennis en mankracht.
‘Geen harde wetenschappelijke grens’
Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) deed in 2021 onderzoek naar de neerslag van stikstof in de natuur. Conclusie: op basis van de huidige meetmethodieken kon geen wetenschappelijk onderbouwde afstand worden vastgesteld. Aldus het RIVM in haar rapport Verkenning afstandsgrens depositieberekeningen voor projecten.
Het RIVM kaatst de bal terug van de wetenschap naar de politiek. ‘Omdat er geen harde wetenschappelijke grens is, moet de overheid beleidsmatig bepalen tot welke afstand gerekend wordt.’
Dat is natuurlijk de crux van het verhaal. Provincie en gemeenten kunnen zelf regels stellen, zoals onlangs jurist Lolke Braaksma al betoogde in Dagblad van het Noorden. Ook - misschien wel juist - als de wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Dan is de politiek aan zet om duidelijke keuzes te maken.
Met het instellen van een onderzoek naar afstanden tussen de bollenteelt en Natura 2000-gebieden gaat vooral veel tijd verloren. Dat is niet wenselijk nu de maatschappelijke onrust in Drenthe over de lelieteelt zo hoog oploopt.
Knopen doorhakken
Benieuwd of gedeputeerde Gert-Jan Schuinder (BBB) meegaat in de motie, of dat hij daadwerkelijk knopen gaat doorhakken. Bijvoorbeeld door een grens van 250 meter in te stellen tussen lelievelden en kwetsbare natuur. Dezelfde grens kan ook worden gehanteerd als het gaat om scholen, kinderopvangcentra en sportterreinen. Een tijdelijke stop op uitbreiding van het lelieareaal zorgt eveneens voor lucht.
Allemaal maatregelen die op relatief korte termijn te realiseren zijn. De gedeputeerde heeft veel om over na te denken tijdens het reces.