Lamert Kieft döt verslag van de gebeurtenissen in zien woonplaots, argens in Zuudwest-Drenthe. Beeld: Coen Berkhout | Midjourney
Een man welke voor geen cent vertrouwen meer heeft in de Nederlandse politiek alhier te lande, dat is zeer zeker Ibrahiem de Afrikaanse vluchteling in het dorp.
„’k Hebbe gewoonweg fysieke klachten sinds Geert Zwienesteert an de macht is”, aldus Ibrahiem bij ons op de biljartclub in het café De Eveltas alhier, „zoerbraanden, allemachtig an de diarree, kopzèerte, zwieten as ’n dolle, ‘n beslagen tonge, speien as ’n reiger en kolde rillings aover de pokkel seins”, aldus Ibrahiem de Afrikaanse vluchteling.
„Net oj ’n kater hebt dus”, meende de kastelein Jans-Maria Tissing van het café De Eveltas, welke vijftien jaar jaar op de wilde vaart gezeten heeft. „Ik herken dat van asse wij an ’t passagieren ewest waren. Wij waren der vake ok nog wat slöppies in de kneien en in de heupen bij”, wat vanzelf voortkwam uit frequent doch energievretend damesbezoek aan de vaste wal, laten we maar eerlijk zijn; van Jans-Maria en diens kameraden. In Riga, Singapoer en Hong Kong; en Jans-Maria Tissing enige momenten weemoedig voor hem uitstaarde als gewezen zeeman zijnde. „Oenze eerste machinist had de kneien finaal blauw, seins”, mompelde hij op melancholieke doch in zichzelf gekeerde wijze voor zich uit. „Wij zeden: of hej in de karke op de kneien liggen bidden, meester” en Jans-Maria een kleine glimlach niet onderdrukken kon door deze en andere aangrijpende herinneringen.
‘Nog net gien pandemie’
Ibrahiem de Afrikaanse vluchteling is onlangs toch voor alle zekerheid even bij de oude dokter Roesing langs geweest met diens klachten. Ibrahiem: „Roesing zee: ‘Grootkaans kump dat inderdaod vanwege de politiek, mit Geert Zwienesteert en consjorten. ‘k Hebbe der meer zukke patiënten bij as oe, dat maj gerust weten. Veurlopig nog niks um oe naar aover te maken, ’t is nog net gien pandemie, mar ik geef oe wel ’n deuze maagbescharmers mit; veur alle zekerheid. En ik zul as ik oe ware helderweg mindern mit de pils’”, en Ibrahiem de kastelein Jans-Maria Tissing wenkte. „Doet der mij nog mar gauw even iene in”, aldus hij, „’t kan nog wel iene lieden, donkt mij.”
Willem Zoer, de scheper van de Brummelheugt’ en diens trouwe hond Willem II hebt niet zo snel last van politieke zuurbranden. „Wij kunt iene as Geert Zwienesteert goed verdragen heur, as e veur de televisie kump. Wij raakt der niet drekt van an de dunne, ofzo. Dat kump umdat ik en Willem II starke magen hebt, die goed al dat vette schaopvleis kunt verdragen wat as wij opkauwt mit zien beiden. Aj dat kunt, dan kreg ok de politiek lichamelijk gien vat op oe”, aldus Willem Zoer en beide maagvaste manlui hun glas pils op dorstige doch gehorige wijze uitdronken. Overigens hebt zij ook bij de Europese verkiezings op de Partij voor de Schapen gestemd. „Die stund niet op ’t stemformulier, dus die hebt wij zelf der even bij op ezet”, aldus Willem Zoer, „dat brengt de bosschup ok wel aover, of niet dan.”
Wilhelmus speulen
De oude opperwachtmeester Jalving van de plaatsenlijke politie had altijd al helderweg aanleg voor een zekere winderigheid in tijden van ergernissen en strets, wat hem de politiebroek bollen doet. „Mit al die politieke lui veur de tillevie is ’t helemáól hopeloos”, aldus de opper Jalving, „ze floddert mij gloeiende garriet van de konte op ’t moment. In alle soorten en maten en van verschillende toonheugten; ik kan der gloeiende glunige garriet ‘t Wilhelmus mit speulen”, doch de opper Jalving gelukkig achterwege liet aanstonds een muzikale proeve van bekwaamheid af te leveren. Slechts één sonore doch doffe slag op de grote trom ontsnapte hem, welks nagalm geruime tijd onder het balkenplafond hangen bleef van het café De Eveltas.