Huishoudelijke hulp hoeft geen Nederlands meer te spreken. Zo willen gemeenten in Noord- en Midden-Drenthe wachtlijsten verkorten

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning en moeten zij inwoners helpen op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. Daar valt huishoudelijke hulp ook onder.

De gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo (de zogenoemde NMD-gemeenten) kunnen de vraag voor huishoudelijke hulp echter nauwelijks aan.

Al tijden hebben ze te maken met wachtlijsten en door krapte op de arbeidsmarkt is het voor de ingeschakelde zorgaanbieders steeds moeilijker om personeel te vinden. De gemiddelde wachttijd voor iemand die huishoudelijke hulp aanvraagt is inmiddels enkele weken. Daarom grijpen de NMD-gemeenten nu gezamenlijk in en versoepelen ze de taaleis die zij stellen aan zorgpersoneel.

Daarmee kunnen aanbieders straks medewerkers inzetten die al wel een verblijfsstatus hebben of op basis van hun nationaliteit gerechtigd zijn om in Nederland te werken, maar het Nederlands nog niet machtig zijn. In de huidige situatie moeten zij Nederlands kunnen in woord en geschrift.

De aanpassing wordt alleen ingevoerd bij inwoners die zelf nog regie hebben over hun huishouden en van te voren worden met hen goede afspraken gemaakt, laten de gemeenten weten.

De wachttijden zijn onder andere zo opgelopen door de vanuit het Rijk verplichte invoering van het zogenoemde abonnementstarief in 2020. Sindsdien kan iedereen voor 19 euro per maand via de Wmo ondersteuning krijgen en is het vooral voor rijkere huishoudens erg aantrekkelijk geworden om via de gemeente huishoudelijke hulp aan te vragen.

Alle Drentse gemeenten willen van dit abonnementstarief af en dringen er landelijk op aan terug te keren naar een inkomensafhankelijk systeem. Aa en Hunze deed vorig jaar al een moreel appel op rijkere inwoners om geen gebruik van de regeling te maken en zelf zorg in te kopen.