Perspresentatie KvdVK met Paul Asbreuk (projectleider Goede Start), Tamara Jones (ervaringsdeskundige), Frits Albers (voorzitter KvdVK) en René van der Most (programmaleider KvdVK). Foto: KvdVK
Het is de laatste week van Kans voor de Veenkoloniën (KvdVK). Negen jaar lang probeerde de regio sociale-, economische en gezondheidsverschillen te slechten. Aangejaagd met een Haags geldpotje. De vijf belangrijkste lessen van het project op een rij.
Wantrouw territoriumdrift
Tien miljoen euro maakte de Tweede Kamer vrij om de gezondheidskloof tussen de Veenkoloniën in Drenthe en Groningen en welvarende plekken in Nederland te verkleinen. Dat was geen overbodige luxe. Mensen leven hier gemiddeld 15 jaar langer in slechtere gezondheid en overlijden bovendien 7 jaar eerder dan inwoners elders in het land.
Maar zoals dat altijd gaat met een Haags snoeppotje, zoemden de bestuurlijke bijen meteen likkebaardend boven de honingpot. Wethouders, ambtenaren en de grote zorginstanties wilden meteen een groot deel van het zoet.
Met minder eters meer voor ons, was de gedachte. Dus wat deden die rare snuiters uit Hoogeveen en Hoogezand daar aan tafel: dat waren toch helemaal geen Veenkolonialen? En toen de vaak armlastige gemeenten ook zelf de knip moesten trekken, groeide het onderlinge chagrijn.
Zo kwam er in het eerste jaar maar weinig terecht van de missie om de Veenkoloniën op te stuwen in de vaart de volkeren. Natuurlijk kwam er wel een professionele projectgroep met gestudeerde deskundigen en ondertussen ging het kissebissen over de centen aan de vergadertafels gewoon door. De regio reageerde op de roep om regionale kracht met bestuurlijke zwakte. Een valse start.
Van bovenaf mislukt alles
Na het aanvankelijke soebatten volgde een solidaire omslag. Enkele bestuurders in de regio, zelf vaak uit de klei of het veen getrokken, bleken bereid om macht en zeggenschap uit handen te geven aan bewoners met kennis en kunde over hun eigen omgeving en omstandigheden. Zij zagen gelukkig in dat bestaande instituties en instrumenten dusdanig stomp waren dat teveel mensen allang waren afgehaakt.
Dus gingen in Pekela en Veendam, bij wijze van proef, mensen die zelf uit de armoede kwamen, op de koffie bij inwoners met soortgelijke problemen. In Hoogeveen werden ouders in de dop bezocht door vrouwen die wisten wat er komt kijken bij een zwangerschap als er van alles speelt thuis. In ieder van de elf aangesloten gemeenten kwam een taalhuis met inmiddels 235 opgeleide taalvrijwilligers die wijk- en dorpsgenoten laagdrempelig helpen met lezen en schrijven.
En warempel: onbereikbaar verklaarde mensen bleken plots toch open te staan voor ondersteuning. Eindelijk kwam er iemand langs die niet met het vingertje wees. In plaats van weer een folder om gezonder te eten of weer een onleesbaar formulier van de gemeente op de deurmat, zat er iemand op de bank die op normale toon vroeg hoe het ging en of ergens bij geholpen kon worden.
Zo kregen uiteindelijk honderden gezinnen intensieve steun bij de eerste duizend dagen van hun kind en werden zeker 2000 zwangere vrouwen bereikt. Het verstevigde de onderlinge band tussen jonge gezinnen en voorkwam onnodige ellende in de opvoeding. Buiten die sociale winst was er ook goed nieuws voor de politieke rekenmeesters: per gezin werd jaarlijks 27.000 euro bespaard op zorgkosten. Ook in Westerwolde lukte het voormalig huisarts Hans Berg en de zijnen om flink op zorgkosten te besparen door mensen daar langer op goede en aangename wijze zelfstandig in hun eigen huis te laten wonen.
En de wethouders die wat uit handen gaven werden uiteindelijk op handen gedragen en konden door heel het land vertellen hoe zij het anders hadden aangepakt.
Ervaringsdeskundigen: meer dan een doosje Merci
In Drenthe en Groningen werden een kleine honderd zogenoemde ervaringsdeskundigen opgeleid. Mannen en vrouwen die in hun leven door schade en schande wijs werden op gebied van armoede, verslaving of achterstelling. Zij weten vaak als geen ander hoe de overheid of organisaties soms niet een helpende hand maar een vijand van verbetering kunnen zijn, en hoe dat anders kan.
Met die zeer persoonlijke bagage kregen ze de kans om een opleiding te volgen tot ervaringsdeskundige om anderen te helpen. Binnen de Kans voor de Veenkoloniën is deze deskundigheid uit het hoekje gekropen van slechts een eenmalige les, of sneer, richting hulpverleners of de ambtenarij. Mensen werden meer dan hun eigen verhaal.
Nog te vaak worden ervaringsdeskundigen ingezet om ergens hun verhaal te doen bij een gemeenteraad of conferentie. Die veelal aangrijpende verhalen leveren dan meestal wel wat meewarige blikken, instemmend geknik en een traan in de ooghoek op. De ervaringsdeskundige krijgt een staande ovatie en een doosje Merci als dank. Professionals en politici bespreken daarna samen verder met elkaar hoe ze problemen gaan oplossen.
In Drenthe en Groningen hebben ze nu de unieke kans om het blijvend anders te doen. Door inwoners met ervaring én deskundigheid op essentiële plekken aan te nemen, voor een normaal salaris, in de spil van de organisatie. Achter het loket, aan de vergadertafels én achter de voordeur. Een plek waar de overheid jarenlang niet meer kwam, maar waar niet alleen het probleem maar ook de oplossing ligt.
Geen ontwikkelingshulp
,,Al die miljoenen voor het gebied en wat hebben we er met zijn allen aan gehad?’’ Het is aanlokkelijk om op die manier terug te blikken op negen jaar KvdVK. Helemaal omdat er geen simpele kosten- en batenanalyse is te maken van die tien miljoen uit 2015.
Maar dat is ook niet heel erg. De Veenkoloniën kunnen alleen maar vooruit zonder afhankelijke Calimero-insteling. Die miljoenen mogen achteraf dus ook niet beschouwd worden als goedbedoelde charitas. Je kunt zelfs de stelling verdedigen dat de regio ook weleens recht had op een kruimel van de koek na jarenlange, al dan niet bewuste, achterstelling van het gebied.
Die tien miljoen euro was bovendien slechts 1 procent van wat er in de afgelopen tien jaar aan extra zorgkosten werd uitgegeven in de Veenkoloniën ten opzichte van de rest van het land. Wie het grotere plaatje bekijkt ziet dat die kloof, toch de kern van de geboorte van het program, niet tot nauwelijks kleiner is geworden.
Negen jaar is nog te kort
Dat met KvdVK nu wat bewijslast is verzameld is ook te danken aan de duur van het project. De politieke tijdspanne van investeringen is er vaak eentje van verkiezing tot verkiezing, meestal dus maximaal vier jaar. Dit initiatief kreeg het dubbele om zich te bewijzen, inclusief nog een ‘coronabonus’ van een jaar.
En zelfs dat is nog veel te kort. Wie kloven wil dichten en de kinderen van de Veenkoloniën een betere kans wil geven op geluk en gezondheid moet daar een generatie voor uittrekken: zeker twintig jaar. Het zaadje in het veen is geplant. De echte oogst en bloei kan zal pas later zichtbaar zijn in de Veenkoloniën.