Het bericht van vorige week dat oud minister-president Dries van Agt en zijn echtgenote Eugenie Krekelberg hand in hand zijn overleden, was voor mij reden om in mijn archief op zoek te gaan.
In mijn paperassen vond ik deze week de informatie die ik ruim veertig jaar geleden had verzameld over een soortgelijk overlijden als dat van het echtpaar Van Agt. Een overlijden dat mij indertijd emotioneel en professioneel diep had geraakt, en dat van grote invloed is geweest op mijn werk in volgende jaren.
Op 25 september 1981 om precies te zijn, viel bij mij een brief in de bus die ik sindsdien uitsluitend in tranen en met bibberende hand af en toe heb kunnen lezen. Of beter gezegd, herlezen.
Uit de inhoud daarvan: ‘Mijn beste … Als je deze brief ontvangt behoor ik niet meer tot de levenden. Ik heb al geruime tijd een carcinoom met vele metastasen. Tot voor kort kon ik de pijn nog aardig beheersen, maar dat gaat niet meer en zo – zoals jij wel kunt begrijpen – maak ik er een eind aan. Ik moest nog een hoofdstuk schrijven en dat heb ik nog afgemaakt.’
‘Mijn vrouw wil niet achterblijven’
‘Mijn vrouw gaat tezelfdertijd met mij mee, na 40 jaar huwelijk wil ze niet alleen achterblijven. Hoewel ik het niet meer kan meemaken, ben ik blij dat jij er nu bent om mijn werk dat ik zovele jaren alleen (vrijwel alleen) heb moeten verrichten m.b.t. het zelfdodingsprobleem kunt voortzetten. Ik wens je alle succes toe en hoop, dat jij nog zult meemaken, wat we in ons boekje naar voren hebben gebracht. Ook mijn groeten aan je vrouw.’ Ondertekend Nico Speijer.
Waarop Nico Speijer doelt met de verwijzing naar ‘ons boekje’, is dat hij – psychiater, hoogleraar en tijdens zijn leven nationaal en internationaal Nederlands meest bekende en productieve zelfdodingsdeskundige – en ik nog geen 6 maanden eerder (in 1980) een boekje publiceerden: Hulp bij Zelfdoding. Een studie van de problemen rondom de hulpverlening bij de zelfgewilde dood.
Nota bene in dezelfde periode, zo heb ik later kunnen vaststellen, waarin de dood zich in zijn lichaam steeds nadrukkelijker manifesteerde, werkte hij tegen alle pijn in en met grote moed en inzet aan een handleiding voor de toekomst van de hulpverlening bij zelfdoding.
Deze handleiding zou inderdaad in volgende jaren van grote invloed blijken. Zowel in de hulpverlening als in de rechtsspraak.
Dat vreselijke woord zelfmoord
Maar meer nog dan daarvoor verdient hij tot op de dag van vandaag onze bewondering voor twee andere prestaties. Eén is zijn pleidooi dat er geen lieflijker dood denkbaar is (zij het niet altijd mogelijk), dan de gezamenlijk gewilde zelfdoding van langjarig geliefden. Als die, aangekomen bij de grenzen van de kwaliteit van hun leven en samenleven, elkaar ook daar trouw willen blijven moeten ze waar nodig aanspraak kunnen maken op hulp bij het realiseren daarvan.
Twee is dat hij op de valreep van zijn leven en daarmee voor het eerst en voor altijd afstand neemt van dat vreselijke woord zelfmoord. Alsof er een misdrijf wordt begaan.
In Nico’s afscheidsbrief wordt het voorgoed zelfdoding en zelfdodingsproblematiek in plaats van zelfmoord en zelfmoordproblematiek. Zou dat verschil maken?
Vraag het aan nabestaanden. Ik ben, sinds Nico, daar een van.