Eenmaal per jaar geef ik aan een groep leidinggevenden een college over drie aartsvaders van de hedendaagse psychologie, Sigmund Freud (1856-1939), Carl Jung (1875-1961) en Alfred Adler (1870-1937).
De meeste toehoorders blijken enigermate bekend met de eerste twee, maar van Adler weten ze doorgaans weinig of niets. Na afloop geven veel van hen aan dat ze juist over Adler meer zouden willen horen.
Dat blijkt duidelijk samen te hangen met het feit dat Adler van de drie aartsvaders degene is die zich het meest heeft bezighouden met de psychologie van de macht en dat zijn opvattingen en bevindingen in dezen nog altijd of zelfs juist nu aanspreken en aanzienlijke geldigheid hebben.
Zwak en hulpeloos geboren
Het begint al met zijn opvattingen over mens-zijn en de zin van het leven. Mensen, aldus Adler, worden zwak en hulpeloos geboren. Vanwege die essentiële minderwaardigheid bij levensaanvang is gemeenschappelijk aan alle mensen te streven naar zich ontdoen van minderwaardigheidsgevoelens, naar macht, naar de eerste willen zijn, naar superioriteit.
Hoe sterker het minderwaardigheidsgevoel, hoe sterker en niet zelden ook hoe gewelddadiger de neiging om de omgeving, anderen of de wereld aan zich te willen onderwerpen. Toen iemand ooit aan Adler vroeg wat de zin van dat streven of leven is, luidde zijn antwoord: ‘Het leven heeft van zich uit geen zin. De enige zin die het heeft is die wij er zelf aan geven’.
Anders gezegd: de zin van het leven moet door ons zelf bepaald worden. En wat voor het leven geldt, geldt ook voor de dood. Ook de dood heeft, aldus Adler, geen zin. Tenzij we het kunnen zien als onvermijdelijke verandering en in die zin wel als een zegen voor de mensheid. Want zonder de dood zou er geen verandering zijn.
Mensen die voor altijd leven zouden niet alleen de jongeren in de weg zitten en ontmoedigen, maar ook zelf voldoende motivatie ontberen om in actie te komen. We hebben een kompas nodig, iets dat ons richting geeft.
Volgens Adler is ons voornaamste kompas in het leven de mate waarin we ons verbonden voelen met anderen, oftewel: ons gemeenschapsgevoel of gemeenschapszin. Hoe sterker onze gemeenschapszin hoe minder we geneigd zijn door macht te leiden of ons te laten leiden. Want machtstreven en gemeenschapszin zijn nu eenmaal tegenpolen.
Als wij veranderen, verandert de wereld
Als dat besef is wat ons stuurt dan veranderen we. Maar het vergt wel dat we gaan zien dat macht geen recht is maar verantwoordelijkheid en we dus zelf de verandering moeten zijn die we ons wensen.
We moeten beseffen dat als wij veranderen de wereld verandert. Maar ook dat als wij niet veranderen de wereld dat ook niet doet. Hoe sterker jouw streven naar macht hoe geringer je verbinding met anderen. Hoe sterker je gemeenschapsgevoel hoe groter je verbondenheid met anderen.
Adler heeft een lange reeks van oefeningen en methoden ontwikkeld om onze bereidheid tot gemeenschapsgevoel te vergroten. Een zeer eenvoudig voorbeeld daarvan: Adler zei ooit tegen een depressieve patiënt: „Je kunt jezelf genezen van je depressie als het eerste wat je elke dag in de ochtend doet is bedenken hoe je iemand een oprecht plezier kunt doen.”