Garnalenvissers op de Waddenzee en de Noordzeekustzone maken zich terecht grote zorgen. Binnen negen maanden moeten zij hun schepen voorzien van katalysators en schone motoren.
Daarmee voldoen ze aan de stikstofregels en de eisen van de wet milieubeheer. Wie zijn schip niet tijdig ombouwt, krijgt geen nieuwe vergunning en hangt een faillissement boven het hoofd.
Een groot deel van de garnalenvloot, die uit 200 tot 250 kotters bestaat, dreigt te verdwijnen. Het probleem is dat de gedoogperiode die in oktober afloopt voor velen te kort is om financiële en technische maatregelen te nemen. Garnalenvissers moeten voor het verduurzamen van hun schip een lening afsluiten. Er is een bedrag mee gemoeid van tussen de 50.000 en 100.000 euro. Banken zijn huiverig om geld te steken in visserij, omdat de sector het zwaar heeft. Dat heeft te maken met de natuurbeschermingsregels, de brexit en windparken op de Noordzee. Er is minder visgebied, waardoor de opbrengst onder druk staat.
Wat dreigt, is de teloorgang van een bedrijfstak die generaties lang verweven is met het Noorden. Zelfs voor garnalenvissers die het geld wel op tafel kunnen leggen, kan het gruwelijk misgaan. Dat komt doordat machinefabrieken de toestroom van schepen die omgebouwd moeten worden, niet aankunnen. De huidige capaciteit is ontoereikend om de deadline van oktober 2023 te halen. Volgens de eigenaar van een machinefabriek is het niet te doen, ook al zou je er met nog tien scheepswerven aan werken.
Ongepaste reactie minister
Minister Piet Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) reageerde deze week luchtigjes op de tijdsklem waarin de garnalenvissers zich bevinden. Dat is ongepast. De minister moet met een realistisch tijdsbestek komen. De druk opvoeren om vervolgens weer wat uitstel te geven, is een beproefde Haagse methode, maar ook één die garnalenvissers verder tot wanhoop drijft. Of de minister moet de behoefte hebben om de zaak nog eens extra op scherp te zetten. Beter is om de vissers twee jaar de tijd te geven om de garnalenvloot om te bouwen.