Wie vermoordde Els Slurink op koelbloedige wijze in Groningen? Aflevering 3: De rauwe werkelijkheid
Jeroen Kelderman, Marijke Brouwer en Willem DekkerGroningen
Els Slurink in de maanden voor haar dood
De eerste voorjaarsdag van 1997 is de laatste dag uit het leven van psycholoog Els Slurink (33). Zij wordt thuis, in Groningen, vermoord. Kent ze de dader? Is er jaloezie in het spel? Of weet Els te veel? De politie tast nog altijd in het duister. DVHN duikt in zes longread afleveringen in deze cold case. Dit is deel 3: De rauwe werkelijkheid.
zet Els Slurink haar zwierige handtekening onderaan de getypte brief. Die is gericht aan T., een 30-jarige gescheiden man uit Groningen.
Zijn ex-vrouw beschuldigt hem van seksueel misbruik van hun zoon en dochter. T., voorganger in een geloofsgemeenschap, ontkent dat uit alle macht.
Psycholoog en onderzoeker Els Slurink nodigt hem per brief uit voor een gesprek op het Diagnostisch Centrum in Groningen. Hij kan daar ook het onderzoeksrapport inkijken dat uit de doeken doet waarvan hij wordt verdacht, wat zijn kinderen over hem zeggen, waarvan zijn ex hem beticht, wat de instanties beweren.
De brief gaat 18 maart 1997 op de post. En kan, één of twee dagen voordat Els vermoord wordt, bij T. op de deurmat liggen, zo meldt het politierapport.
Els schrijft wel vaker een brief aan mensen die verdacht worden van ontucht met kinderen; vrijwel altijd mannen. Ze spreekt ze, nadat instanties als Jeugdbescherming, Jeugdzorg en Veilig Thuis vermoedens melden bij het Diagnostisch Centrum. En nadat ze samen met collega’s de verdachtmakingen uitgebreid heeft onderzocht.
Zo praat Els met de jonge slachtoffers over het seksueel misbruik. Die gesprekjes vinden plaats in een kamer waar ook speelgoed ligt.
,,Het ging bijna altijd om kinderen tussen de 4 en 8 jaar. Echt kléine kinderen, die niet eenvoudig te interviewen waren. Als ze tekenden of met Lego speelden, praatte het gemakkelijker voor ze, met hun koppie naar beneden. Sommigen keken je trouwens strálend aan. Els was nog onervaren in die gesprekken, ze vond het moeilijk, maar ze wist ook dat de interviews het hart van de zaak vormden’’, zegt voormalig coördinator Anneke van Duin van het Diagnostisch Centrum in Groningen.
Zij neemt Els in 1995 aan als psycholoog. Binnen een jaar volgt Els haar op als coördinator.
Uitzicht op het Van Brakelplein
In die functie heeft Els meerdere afspraken met L., een 26-jarige Rotterdammer die sinds kort in Groningen woont en een soort entertainer op kinderfeestjes is. Zijn ex beschuldigt hem van incest met hun jonge kinderen. Daarover voelt Els hem aan de tand.
Opvallend aan deze jongeman is dat hij op legerkistjes loopt en een vrij hoge stem heeft.
Toevallig of niet: de politie vindt na de moord op Els in haar achtertuin de voetafdruk van kistjes maat 44. Buren horen in de nacht van de moord een ruzieachtig gesprek tussen Els en een man met een hoge stem.
,,Els was niet bang uitgevallen. Met jeugdig elan ging ze in gesprek met verdachte vaders. Ze durfde veel’’, zegt Anneke.
Els staat met haar naam en adres in de telefoongids. Van Brakelplein 40, Groningen. Iedereen heeft nog een huistelefoon, bijna niemand een mobieltje.
Als Anneke van Duin op vrijdag 21 maart 1997 hoort dat Els vermoord is, flitst het even door haar hoofd: is de moordenaar misschien een van ‘hun’ vaders?
Anneke van Duin (links) samen met Els Slurink
Ook de politie speurt in het cliëntenbestand van Els en ontdekt dat voorganger T. een hoop te verliezen heeft als uitkomt dat hij zijn kinderen seksueel heeft misbruikt. Hetzelfde geldt voor entertainer L. die bovendien op legerkistjes loopt én een hoge stem heeft.
De politie observeert beide mannen, luistert telefoongesprekken af en checkt hun DNA en vingerafdrukken. Als die niet overeenkomen met de aangetroffen sporen bij Els thuis, ziet de politie geen reden om beide mannen langer te volgen.
Zo gaat het keer op keer in dit moordonderzoek: de sporen zijn miniem, maar leidend voor de politie. Telkens als er een verdachte in beeld is, laat de politie hem lopen zodra vingerafdrukken en DNA niet matchen.
Dagboekfragment Els, 13 augustus 1996
Els weidt op feestjes en in gezelschap gerust uit over haar vak en haar promotieonderzoek. De verhalen over seksueel misbruik van kinderen laat ze altijd achterwege.
,,Met die incest kreeg ze de meest rauwe werkelijkheid op haar bordje. Ze wilde er niks over kwijt, omdat die verhalen altijd een domper zijn’’, zegt haar broer Pouwel.
Els hoort een meisje van 11 in detail vertellen over een striptease-act, alsof er een doorgewinterde striptease-danseres aan het woord is.
Ze ziet een meisje van 4 dat pijlsnel met haar handjes haar billen afschermt als ze nauwelijks woorden kan vinden om te zeggen wat zich thuis heeft afgespeeld.
Ze ziet jongetjes van 7 en 8 jaar.
Meisjes van 6.
Kinderen.
,,Els en ik waren diep doordrongen van de ernst van seksueel geweld bij kinderen. Het lijkt me het allerergste wat je als kind kunt meemaken. Dat thuis een benauwend en uitzichtloos thuis is’’, zegt Anneke van Duin.
Ze is 78 jaar, maar haar ogen vlammen als het gaat over seksueel misbruik. Over kinderen die in gevaar zijn. Over mannen met macht. ,,Als het gaat om misbruik binnen het gezin, dan kijkt iedereen weg.’’
Anneke kijkt niet weg.
Zij stelt seksueel misbruik uit alle macht aan de kaak. Ze ontwikkelt in de jaren 80 methodes om te onderzoeken of kinderen wel of niet misbruikt zijn. Daaruit komt het Diagnostisch Centrum voort. Instanties die incest vermoeden kloppen bij het centrum aan.
,,We wilden er iets tegen doen. We konden dat. We waren op weg om een modelinstituut te worden.’’
Ze valt stil. Slikt.
,,Daarom is het zo erg dat Els er niet meer is. Met de dood van Els is ons hele centrum in elkaar gedonderd.’’
Els kijkt ook niet weg.
Ze doet al tijdens haar studie onderzoek naar het verband tussen seksueel geweld en gynaecologische klachten. In haar eerste baan als psycholoog begeleidt ze mannen en vrouwen die als kind seksueel misbruikt zijn.
schrijft Els in 1997 in haar dagboek.
Els als jonge vrouw
In 1990 krijgt ze een promotieplek bij de Universiteit Utrecht. Ze wil promoveren op seksueel misbruik van kinderen. Op de betrouwbaarheid van onderzoek daarnaar. Jarenlang duikt ze in deze materie. Ze vergelijkt de methodes van twee onderzoekscentra: die in Groningen en Utrecht.
,,Er hing voor 50.000 gulden aan camera’s in de interviewruimtes. Die registreerden hoe onderzoekers omgingen met de misbruikte kinderen. Hoe de kinderen reageerden. Het ging om waarheidsvinding. Vraag je een kind of het pijn deed of kun je beter vragen wát het voelde?’’ schetst psycholoog Hardy Menkehorst.
Hij is nauw betrokken bij Els’ onderzoek. ,,Els was bezig met de inhoud, ik deed de statistiek. Het was een heftig onderzoek. De secretaresses, zelf moeder, tikten de bandopnames huilend uit. Zo erg was het wat deze kinderen hadden doorstaan.’’
Uit Els’ jarenlange onderzoek komt het Diagnostisch Centrum in Groningen, dat kinderen onder meer onderzoekt met behulp van anatomisch correcte poppen, als beste uit de bus; de werkwijze van professor Wim Wolters in Utrecht, die veelal op ervaring afgaat, scoort beduidend lager.
,,Uit het onderzoek blijkt dat Wolters veel sturende vragen stelde. Hij had de feiten soms niet netjes op een rij en hij zág dingen aan kinderen die hij niet altijd onderbouwde’’, zegt Menkehorst.
Professor Wolters is tegelijkertijd de promotor van Els.
,,Els was afhankelijk van hem. Hij moest uiteindelijk haar onderzoek goedkeuren’’, zegt Menkehorst.
Hij vervolgt: ,,Haar proefschrift was wetenschappelijk een groot ding. Het zou impact hebben. Els zaagde drie poten onder Wolters’ stoel vandaan. Zijn zeggingskracht en glans als deskundige was ie kwijt geweest. Wolters was een grote naam.’’
En er gebeurt iets anders. Op 5 april, twee weken na de moord, laat Wolters het onderzoeksmateriaal uit Groningen ophalen.
Els’ broer Jaap weet het nog goed. ,,De politie kon haar woning niet meer beveiligen en vroeg ons om zo veel mogelijk spullen uit haar huis te halen. We deden dat in haast en in een soort roes. We hebben zelfs spullen van haar in vuilniszakken bij de weg gezet. En toen kwam er een jonge man die in opdracht het onderzoeksmateriaal van Els kwam halen. Een grote doos vol, we gaven ‘m zo mee.’’
Het wordt vernietigd. ,,Alle tellingen, alle instructies, cassettebandjes, uitgetikte bandjes, het meeste was weg’’, zegt Menkehorst.
Na de moord willen familie, collega’s en vrienden als eerbetoon aan Els haar jarenlange onderzoek bundelen en postuum uitgeven. Haar proefschrift is immers zo goed als af.
Ze ontdekken maanden later dat het onderzoeksmateriaal weg is.
Anneke van Duin belt Wolters een jaar na de moord op. ,,Hij zei: ‘Ik heb het vernietigd want ze kan toch niet promoveren’. Ik was woest op hem.’’
Meer collega’s bemoeien zich ermee. Ze schrijven het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, onderdeel van het Ministerie van Volksgezondheid, dat Els’ onderzoek gefinancierd heeft. Els’ broers vragen Wolters in een brief waarom de boel vernietigd is.
Op 9 juni 1998 zegt Wolters in een brief aan broer Jaap dat postume promotie onmogelijk is. Over het vernietigen van het onderzoeksmateriaal schrijft hij: ,,Het is vanwege privacy-overwegingen zeer kwetsbaar materiaal. Het is materiaal dat met toestemming van allerlei instanties en personen alleen voor dit onderzoek gebruikt mocht worden. Wij hebben niet alles vernietigd. Het is waar dat ik u niet van tevoren heb verwittigd. Ik heb dat gedaan, omdat ik u dit pijnlijke en verdrietige gebeuren vooralsnog wilde besparen. De juridische afdeling van de Universiteit Utrecht bevestigt dat het eigendomsrecht van het ruwe materiaal bij het onderzoeksinstituut ligt.’’
Wolters is in 2015 overleden. Co-promotor Walter Everaerd is afgelopen oktober gestorven.
Professor Wim Wolters. Foto: Marco Hofste/GPD Foto: MARCO HOFSTE/GPD
De politie heeft grote moeite een motief te vinden voor de moord op Els, wat de oplossing van de zaak niet dichterbij brengt. Een aantal van haar familieleden, vrienden en collega’s vindt Wolters’ handelswijze rondom het promotiemateriaal verdacht. Zij verbazen zich erover dat de politie hem daarover niet nader aan de tand voelt.
Vier dagen na de moord spreekt de politie met de professor. Maar neemt geen vingerafdrukken en geen DNA van hem af. De politie ziet hem niet als verdachte.
Zo denken meer mensen erover; bijvoorbeeld pedagoog en psycholoog Monique L’Hoir. Zij werkte samen met Els en nog twee onderzoekers op de zolder van de psychosociale afdeling van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Die afdeling had Wolters, hun bass, opgebouwd, vertelt L’Hoir niet zonder trots. Ze noemt hem een gedreven man die seksueel misbruik op de kaart heeft gezet. Een klassieke, autoritaire professor ook, met een groot ego.
,,Tegelijkertijd een man met wie je de discussie kon aangaan. Dat deed ik en dat deed Els ook. Hij was onder de indruk van Els, hij waardeerde haar. Haar promotie maakte het onderzoek naar seksueel misbruik betrouwbaarder.’’
Dat Wolters daar niet voordelig uit komt, is vervelend voor hem, zegt L’Hoir. ,,Tegenslag paste niet bij hem. Hij had het heel erg gevonden als hij van zijn sokkel was gevallen.’’
Dan, resoluut: ,,Maar Wolters had een goeie inborst. Ik heb hem nooit als verdachte gezien. Hij heeft de boel vernietigd om te voorkomen dat die banden op straat kwamen.’’
Monique L’Hoir denkt nog vaak aan Els. Aan haar nieuwsgierigheid, haar vrolijke aanwezigheid, haar sapjeskuren. ,,Dan at ze een week lang niks, dan dronk ze alleen sapjes. Zelfkastijding vond ik dat.’’
Ze is ervan overtuigd dat de moord te linken is aan Els’ werk. ,,Het is een van die ouders geweest, die werd beschuldigd van incest. Die is in paniek geraakt en naar haar huis gegaan. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. En er zaten vreemde kerels tussen, hoor.’’
Maar voor zo’n vreemde kerel doet Els, na middernacht, de deur toch niet open?
,,Ik denk dat Els te goeder trouw is geweest. Ze was een naïef, Veluws meisje, een jonge griet, zag er leuk uit, ze was onbevangen en idealistisch. Maar ze was niet op haar hoede. Dat moest ze nog ontwikkelen’’, zegt L’Hoir.
Het 12,5 kilo zware putdeksel dat zes weken voor de moord bij Els door het slaapkamerraam werd gegooid. Foto: JEROEN KELDERMAN
Ze begint over het putdeksel. Iemand gooit het zes weken voor de moord door het slaapkamerraam van Els, om twee uur ’s nachts. Het mist de slapende Els op een haar na. ,,Toen hadden alle alarmbellen moeten gaan rinkelen’’, zegt L’Hoir.
Is dat putdeksel een mislukte aanslag op Els? Gooit een beschuldigde vader dat zware ding door haar raam? Of is het een van de zwervers die wel vaker in de buurt van het Van Brakelplein rondscharrelt?