In het hart geraakt - Aflevering 1: De laatste 24 uur van Els Slurink
Jeroen Kelderman, Marijke Brouwer en Willem DekkerGroningen
Els Slurink
De eerste voorjaarsdag van 1997 is de laatste dag uit het leven van psycholoog Els Slurink (33). Zij wordt thuis, in Groningen, vermoord. Kent ze de dader? Is er jaloezie in het spel? Of weet Els te veel? De politie tast nog altijd in het duister. Aflevering 1: de laatste 24 uur van Els Slurink.
rijdt Anneke van Duin in haar Peugeot naar het huis van Els Slurink, haar collega. Els is niet komen opdagen op een belangrijke vergadering.
Els die verstek laat gaan, zonder te bellen dat ze te laat is of verhinderd; dat is niks voor haar. Al helemaal niet als het om de vergadering gaat waarin de financiële toekomst van haar werk op het spel staat. Els zou er vertellen over seksueel misbruik bij kinderen, over het belang van onderzoek daarnaar.
Anneke is vrij die dag en krijgt thuis een telefoontje van het werk. Of zíj weet waar Els is. Als ze even later een tweede telefoontje krijgt met dezelfde vraag, voelt ze de onrust door haar lijf jagen. Ze springt in haar auto.
Anneke kent Els goed. Ze zijn collega’s in het Diagnostisch Centrum (zie kader) en zien elkaar ook buiten het werk. Anneke is ruim twintig jaar ouder dan Els. Ze is een gepokt en gemazeld orthopedagoog die in Els - bevlogen psycholoog en onderzoeker - haar opvolger ziet. Beiden stellen uit alle macht seksueel geweld tegen kinderen aan de kaak. ,,Wij proefden hetzelfde vuur’’, zegt Anneke.
Het Van Brakelplein van Groningen vanuit de lucht. Els kocht hier een benedenwoning, met uitzicht op de grote vijver
Ze racet naar het Van Brakelplein, in de Zeeheldenbuurt. Daar, onder de rook van tabaksfabriek Theodorus Niemeijer, kocht Els nog geen jaar geleden een benedenwoning. De rijtjeshuizen uit de jaren dertig liggen rondom een grote vijver met in het midden een klaterende fontein. ’s Zomers liggen er studenten in het gras te zonnen; vriest het in de winter, dan verandert het Van Brakelplein in een haast dorpse ijsbaan.
Anneke parkeert haar auto aan de rand van de vijver, steekt haastig de straat over, beent de voortuin van Els in en belt aan.
Niets.
Anneke ziet dat het gordijn van Els’ slaapkamer, rechts van de voordeur, een stukje open is. ,,Haar dekbed was opengeslagen en er brandde licht’’, zegt Anneke. ,,Je voelde dat het mis was.’’
Ze rijdt vol gas naar haar werk aan de Haydnlaan. Daar belt ze de politie.
De woonkamer van Els zoals de politie deze aantrof. Foto: politie
Ondertussen ruiken ook de twee secretaresses van Kinderpsychiatrie, waaronder het werk van Anneke en Els valt, onraad. Op het moment dat Anneke het Van Brakelplein verlaat, arriveren zij er.
Ook zij bellen gejaagd bij Els aan. Niets. Ook zij zien door het slaapkamerraam het opengeslagen dekbed. En ze ontwaren een kiertje in de luxaflex voor het raam van de woonkamer. Ze gluren naar binnen.
Ze zien Els op de grond liggen.
Ze slaan het raampje van de voordeur in om naar binnen te gaan, maar de deur zit op het nachtslot. Ze slaan alarm. Binnen luttele ogenblikken arriveren politie en ambulancemedewerkers, die constateren dat Els dood is.
,,De bewoonster van het pand is neergestoken’’, hoort Anneke de telefoniste van de politie tegen haar zeggen.
Ze maakt rechtsomkeert naar het Van Brakelplein, waar ze de straat voor Els’ huis afgezet ziet met rood-wit lint. Waar agenten rondlopen. Ze rent ontzet naar haar collega’s en hoort dat Els dood is.
,,Wie heeft Els godverdomme vermoord? Waarom moest Els dood?’’, roept Anneke uit.
Haar woedende woorden klinken over het Van Brakelplein en over de vijver. Het is vrijdag 21 maart 1997, iets na drie uur in de middag.
Twee dagen eerder, op woensdag 19 maart, is Els bij haar vader in Ede. Ze eet en slaapt bij hem zodat ze de volgende ochtend gemakkelijk met de trein naar twee werkafspraken in Amsterdam en Utrecht kan reizen.
Ook Els’ broer Jaap logeert thuis, aan de Diedenweg in Ede waar vader Slurink na het overlijden van zijn vrouw is blijven wonen in de Morgenzon. Zo heet de witte woning waar Els het grootste gedeelte van haar jeugd doorbracht, met haar ouders, haar oudere zus en drie broers.
Jaap is bioloog en leraar. Hij is zeven jaar ouder dan Els. Hij ligt in scheiding en woont tijdelijk bij zijn vader in afwachting van een eigen woning. Deze woensdagavond eet Jaap met zijn kinderen in Wageningen, brengt ze naar bed en keert later op de avond terug naar de Morgenzon.
Als hij achterom naar binnen wil gaan, zwaait net de deur open. Els loopt naar buiten, een sigaret en lucifers in haar hand. Ze is pas weer begonnen met roken.
Gezellig, denkt Jaap, zijn zusje is nog wakker. Hij kan goed met haar praten over zijn scheiding. Els is in 1994 gescheiden, toen ze verliefd werd op een andere man.
Els drukt haar sigaret uit en komt binnen. Ze schenken een glas rode wijn in, ze praten elkaar bij over hun levens. Hij over dat van hem in Wageningen. Zij over dat van haar in Groningen.
Els in juni 1980
Jaap merkt dat zijn zusje zorgen heeft. Ze heeft er een hard hoofd in of ze wel in Groningen kan blijven, de stad waar ze nog maar kort geleden een nieuwe start heeft gemaakt. Ze slooft zich uit in haar nieuwe baan. Een groot deel van de avonden en de weekenden gaat op aan haar promotieonderzoek dat dit jaar klaar moet zijn.
,,Ze vertelde dat ze in Den Haag was geweest op het ministerie van Volksgezondheid. Dat ze daar te horen had gekregen dat de financiering van haar onderzoek én haar baan op losse schroeven stonden. Ze was onzeker over haar toekomst, dat hield haar erg bezig’’, herinnert Jaap zich.
Maar gezelligheid voert die avond de boventoon.
De volgende ochtend – donderdag 20 maart - ontbijt Els in alle vroegte. Ze steekt haar hoofd om de slaapkamerdeur van Jaap en kust hem gedag. Het is de laatste keer dat hij haar ziet.
Ze pakt de trein naar Amsterdam waar ze om tien uur een overleg heeft met rechter J. Westdorp. Aan het begin van de middag is ze in Utrecht waar ze heeft afgesproken met psycholoog en gerechtelijk deskundige Herman Soppe.
Beide mannen zijn, net als Els, nauw betrokken bij een congres over seksueel misbruik van kinderen, een maand later in Ede. Els steekt een hoop tijd in de voorbereiding ervan. Samen met Westdorp geeft ze er een workshop over de geloofwaardigheid van verklaringen van kinderen bij vermoedens van seksueel misbruik.
Het is een van de negen workshops van het congres dat een breed scala van beroepen trekt: van gedragswetenschappers tot politiemensen, van medewerkers van de kinderbescherming tot rechters.
Els praat langdurig met Soppe en stapt om 15.23 uur in de trein naar Groningen waar ze om 17.14 uur aankomt op het Hoofdstation. Het is zwaarbewolkt.
Ze fietst naar de Groene Supermarkt aan de Paterswoldseweg waar ze groenten koopt. Els is vegetariër. Om 17.28 uur betaalt ze, blijkt uit het kassabonnetje.
Even later komt ze thuis in een schóón huis. Haar Poolse schoonmaakster is die middag geweest.
Ze kookt voor zichzelf. Na het eten fietst ze naar haar psychotherapeute aan de Noorderstationsstraat met wie ze om 19.45 uur een afspraak heeft. Ze is bij haar in therapie om dieper in te gaan op haar valkuilen en problemen in de liefde, terwijl ze verlangt naar een leuke man en een stabiele relatie. Ze gaat er geregeld naartoe. De sessies duren telkens drie kwartier.
Wat Els daarna doet, is niet helemaal duidelijk. Misschien staat ze onderweg met iemand te kletsen, misschien is ze even thuis.
Helder is dat ze tegen half tien de videofilm The Godfather 3 bij Videoland aan de Westerkade huurt. De film duurt bijna drie uur en ze huurt ‘m voor een dag.
In de film speelt acteur Al Pacino de rol van maffiabaas Michael Corleone. Hij is een man naar Els’ hart: ze houdt van het type man dat stoer en beschermend is, van een familieman die van nature de touwtjes in handen heeft, zo schrijft ze enkele jaren eerder in haar dagboek bij het zien van The Godfather 1.
Waarschijnlijk ploft ze thuis op haar rode bank om deel 3 te kijken. Ze zet een pot thee, ze drinkt ook enkele glazen rode wijn. Waarschijnlijk bladert ze ergens die avond de krant door.
Zeker is dat iemand haar belt op haar huistelefoon, zo’n grijze met draaischijf. Wie het is en hoe laat blijft onbekend. Zeker is dat ze haar theekop, wijnglas en de halfvolle fles wijn op het aanrecht zet. Dat ze de lichten in de huiskamer en de keuken dooft. Dat ze het lampje op de vensterbank van haar slaapkamer aan doet, evenals het licht in de badkamer. Dat ze haar contactlenzen in haar lenzendoosje doet en haar horloge op het nachtkastje legt.
Dat ze de wekker zet. Om tien voor acht de volgende dag wil Els opstaan.
Ergens rond dat tijdstip van half een ‘s nachts, als Els op het punt staat naar bed te gaan, krijgt ze bezoek.
Verschillende buren vernemen rond die tijd lawaai vanuit de huiskamer van Els.
Zij horen een kort, ruzieachtig gesprek tussen een man en een vrouw, waarbij de een boos is, de ander zakelijk reageert. Ze horen geschuif. Gebonk ook. Voetstappen. Een kreet van pijn.
En dan niets meer.
De wekker gaat die ochtend onophoudelijk, maar Els staat niet op. Ze ligt levenloos in haar woonkamer, bij de deur naar de hal.
Ze is met één steek in haar hart geraakt, ziet de politie die rond drie uur ‘s middags haar voordeur in trapt. Op haar kleding zit nauwelijks bloed. Het moordwapen, vermoedelijk een scherpe schaar, vindt de politie niet.
Ook treft de politie geen sporen van inbraak of roof. Els’ portemonnee, horloge en oorbellen zijn er nog.
De politie ziet dat de voordeur op het nachtslot zit, dat de keukendeur naar de achtertuin open is, dat de sleutel ervan niet, zoals gebruikelijk, aan het haakje hangt.
De keukendeur zoals de politie hem aantrof. Foto: politie
Laat Els de dader zelf binnen via de voordeur? Of banjert de dader via de achtertuin en de keukendeur haar huis binnen? De politie vindt een voetafdruk van legerkistjes, maat 44, in haar achtertuin. Is het een spoor van de dader?
De politie zoekt naarstig verder. Onder Els’ vingernagels zit DNA-materiaal van een onbekende man. Op het aanrecht vindt de politie tussen ander gebruikt servies een limonadeglas. Daarop zit de vingerafdruk van een onbekende man of vrouw. Veel sporen zijn het niet.
,,Wie heeft Els godverdomme vermoord? Waarom moest Els dood?’’, schreeuwt Anneke van Duin op vrijdag 21 maart 1997 op de stoep van het Van Brakelplein.
Bijna 23 jaar na dato is de woede uit haar woorden weggeëbd, maar de vragen zijn gebleven.
,,Mensen als Els moet je met een lampje zoeken. Zo ambitieus, hardwerkend, leergierig en aimabel. Zo mooi ook’’, zegt Anneke genegen. En dan, fel: ,,In de eerste tijd na de moord verdacht ik alle mannen. Elke kerel die ik op straat zag, had Els vermoord.’’
Tal van verdachten komen in de weken, maanden en jaren na de moord in beeld.
Is er iemand achter Els aangelopen; een junk? Is het een collega die jaloers is op haar functie? Een afgewezen minnaar? Een ex? Iemand die een oogje op haar heeft? Is het rivaliteit geweest, met specialisten in haar vakgebied? Een vader die zij beschuldigt van incest?
En wie is degene die zes weken voor haar dood midden in de nacht een ijzeren putdeksel door haar slaapkamerraam gooit? Het mist Els op een haar na.