Het zijn zware en emotionele tijden voor Kees Huizinga. De Groningse agrariër, die zijn bedrijf in Oekraïne heeft, is een van de weinige Nederlanders die na de inval van Rusland is gebleven. Hij heeft geen keus, zegt hij zelf: twintig jaar levenswerk kan hij niet zomaar achterlaten. Zijn vrouw en twee kinderen zijn wel gevlucht.
De 47-jarige oorspronkelijke inwoner van Hellum, nabij het Groningse Slochteren, denkt niet graag terug aan het moment dat hij zijn kinderen midden in de nacht, na de Russische inval, wakker moest maken. „Het is oorlog, zei ik tegen ze. De hele dag was er spanning. Huilen, weinig eten.”
Lopend naar Roemenië
Aan het einde van de dag vertrokken zijn vrouw Emmeke (44) en hun twee dochters van 12 en 11, over kleine, slechte wegen naar de grens ten zuiden van Tsjernivtsi. Ze lieten de auto aan de grens van Oekraïne achter en gingen lopend Roemenië in, waar ze bij vrienden terechtkonden.
Het was een moeilijke en beladen reis. „Ik hoop niet dat de kinderen getekend zijn voor het leven”, zegt Huizinga. Zijn oudste dochter vertelde over de indrukwekkende tocht in het Jeugdjournaal. „Ik hoop dat het haar helpt, omdat ze erover heeft kunnen praten. De kinderen zijn in ieder geval heel dapper, ze houden zich vooralsnog gelukkig prima.”
Dat vertelt ook Emmeke vanuit Roemenië. „In het begin was ik heel ongerust, maar nu is het hier veilig en de kinderen zijn rustig. Onze oudste dochter is heel betrokken. Ze heeft contact met vriendinnetjes, ook toen ze in een schuilkelder zaten.”
Het grootste probleem voor het gezin is dat ze niet bij elkaar zijn. „Maar we hadden al eerder afgesproken: áls het oorlog wordt, ga ik met de kinderen weg en blijft Kees daar. Daar hebben we altijd rekening me gehouden. Hoelang dat gaat duren? Geen idee. Het kan eindeloos zijn.”
Kees zit in het dorp Kischenzi, vlak bij de stad Uman, in het midden van Oekraïne op zo’n 200 kilometer van hoofdstad Kiev. Hij kan zijn bedrijf, waar hij mede-eigenaar van is, niet zomaar achterlaten, ook al zijn de lokale werknemers, hij heeft er 400 in dienst, prima in staat om het werk te doen.
„Een kapitein verlaat niet als eerste zijn schip hè. Hier ligt twintig jaar levenswerk. De koeien moeten worden gemolken en gevoerd, de varkens hebben ook eten nodig en er moet mest worden uitgereden.” Lastig is het wel, zeker nu alle verlichting in de steden en dorpen is uitgezet.
Strijd tegen Moskou
De Helmster probeert, naast dat hij zijn bedrijf draaiende houdt, zoveel mogelijk te helpen in de strijd tegen de agressor uit Moskou. „We hebben machines gestuurd om wegversperringen op de centrale snelweg te plaatsen, sturen onze melk gratis naar de fabriek, waarna de mensen daar het weer gratis verdelen onder inwoners. Daarnaast sturen we wortelen, uien en vlees naar het leger en regelen we onderdak voor vluchtelingen.”
Alle mensen in Oekraïne dragen hun steentje bij, zegt hij, dus hij blijft niet achter. „We zijn een groot bedrijf, maar in vergelijking met de schaal waarop deze oorlog wordt gevoerd, zullen onze inspanningen niet beslissend zijn. Oekraïne is een klein land dat het tegen zijn grote broer opneemt. Maar dat deed Abel ook tegen zijn oudere broer Kaïn. Die laatste was gedoemd na het doden van zijn broer.”
Zorgen om zijn veiligheid maakt hij zich niet. „Er is lokale bewaking hier, maar los daarvan, ik heb ook contact met boeren in gebieden die wel al bezet zijn. Daar is het evengoed rustig. De mensen wordt niets aangedaan. Ik voel nu wel wat een oorlog mentaal, psychisch met een mens doet.”
Hij hoopt vooral dat de druk vanuit het Westen, en veel andere delen van de wereld, ertoe zal leiden dat Poetin het onderspit delft.
„Dat Duitsland nu 1000 antitankwapens en 500 luchtdoelrakettenwapens gaat leveren, is al veelzeggend. Ik hoop dat iedereen zijn boerenverstand gebruikt, dat Rusland wordt gedwongen Oekraïne te verlaten en er dan zo snel mogelijk een soort Marshallplan wordt ontwikkeld zoals voor Europa na de Tweede Wereldoorlog, en dat de corruptie hier dan in één klap wordt uitgeroeid.”
Ook Emmeke vindt dat belangrijk. „Het is heel goed dat er nu volop aandacht voor Oekraïne is, maar ik hoop dat die aandacht niet verslapt en iedereen overgaat tot de orde van de dag. Dat zou rampzalig zijn voor het land en de mensen.”
„Als we acht jaar geleden, toen Rusland ook al delen van Oekraïne binnenviel, zwaardere sancties hadden getroffen, zou dit nu niet zijn gebeurd. We móeten heel harde maatregelen treffen, al is de prijs hoog. Daar weten wij inmiddels alles van.”