Azc-huisarts Marike Ooms uit Nijeveen verzet zich tegen ontmenselijking. ‘Oorlog is verschrikkelijk. Maar discriminatie hier, in vrede, vind ik heftiger’
Huisarts Marike Ooms voor het azc in Hoogeveen. Foto: Gerrit Boer
Gelukszoekers? Profiteurs? Slechteriken? Huisarts Marike Ooms ziet in het azc gewoon mensen. Met haar verhalen op LinkedIn geeft zij bewoners een gezicht. „Ik ken ze, ik moet me uitspreken.”
Huisarts Marike Ooms stapt met kordate passen door de gangen. Aan de muren hangen vrolijke schilderijen, de deuren zijn geschilderd in fris turquoise, maar de kleine raampjes verraden nog altijd dat het hier om een voormalige gevangenis gaat.
„Welkom in het azc van Hoogeveen”, zegt Ooms als ze een stoel wijst. „Dit is géén vakantieoord.”
De toon is gezet. Dat de huisarts uit Nijeveen zich boos maakt over het beleid en vooral de uitspraken van minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie, weet iedereen die haar volgt op LinkedIn. Daar schrijft ze al jaren verhalen over bewoners van het azc, om de buitenwereld te vertellen dat zij gewone mensen zijn als iedereen. Maar de laatste tijd voelt ze zich steeds vaker gedwongen om te reageren op de politiek.
‘Politiek mag niet racistisch of onmenselijk zijn’
Zo ook op Faber, die alle uitjes voor minderjarigeasielzoekers wil schrappen en daarbij zegt: ‘dit is geen vakantieoord’. Politiek kan links zijn of rechts zijn, daar zal Ooms zich niet mee bemoeien. „Maar het mag niet racistisch zijn, of onmenselijk. En dat is wat er in mijn ogen nu wel gebeurt.”
Ooms kent de mensen over wie Faber spreekt. Ze weet waar die jongens vandaan komen die Geert Wilders het liefst in een bus op een ‘uitje’ het land uit wil zetten. „Ik denk dan altijd: stel dat het je eigen zoon is. Een puber van 16 is nooit makkelijk. Hoe zou hij zijn als hij had moeten vluchten, alleen was, traumatische gebeurtenissen had meegemaakt?”
Haar kernboodschap: we zijn gelijkwaardige mensen in ongelijkwaardige omstandigheden. „De meeste Nederlanders komen nooit in het azc, weten niet hoe het hier is, spreken niet met de bewoners. Daarom probeer ik met mijn verhalen de mensen een gezicht te geven.”
Beelden van boze mannen uit het Midden-Oosten
Marike Ooms, opgegroeid in Noord-Holland, werkte tien jaar als militair arts bij defensie. Ze ging mee op uitzendingen, bijvoorbeeld naar Irak. „Dat was vlak na de aanslagen van september 2001. Op televisie zag ik allemaal beelden van boze mannen uit het Midden-Oosten. Ik wilde daar gaan kijken. Buiten de militaire basis zag ik het gewone leven, met heel normale mensen.”
Ze heeft veel meegemaakt en gezien. Werkte in Soedan, was in de vluchtelingenkampen op Lesbos. „Ik heb een kindje behandeld dat net uit het zeewater was gered, verhalen gehoord van vrouwen die tien keer zijn verkracht. Oorlog is verschrikkelijk. Maar het meest heftig vind ik het als mensen hier, in vrede, worden gediscrimineerd. Hoe kun je dat een ander mens aandoen?”
Gewone huis- tuin en keukenkwalen
Ooms werkt sinds 2015 bij de de Gezondheidszorg Asielzoekers (gza). Als ze spreekuur houdt in het azc in Hoogeveen, komen mensen bij haar met gewone huis-, tuin- en keukenkwalen. Net als de Nederlanders die ze ziet als waarnemer in een huisartsenpraktijk in Emmeloord. „Hooikoorts, een fietsongeluk, astma.”
Een deel van de klachten in het azc hangt samen met de situatie: psychische problemen als stress, moedeloosheid en depressie door het lange wachten. Al bestaande kwetsbaarheid wordt versterkt door die omstandigheden. „Ik zeg wel eens tegen iemand die denkt dat-ie gek wordt: u bent niet gek, de situatie waarin u zit of wat u heeft meegemaakt is abnormaal gek.”
Wonen in azc is verre van vakantie
Ooms noemt zichzelf ‘best streng’ als dokter. Ze is niet naïef. Door te hameren op de menselijkheid beweert ze niet dat iedereen asiel moet krijgen, of dat niemand in het azc vervelend of gewelddadig is. Maar dat kunnen mensen daarbuiten ook zijn, en binnen zijn de omstandigheden extreem. Zonder privacy wonen in kleine kamertjes in een voormalige gevangenis, in grote onzekerheid over je toekomst, is verre van vakantie.
„Ik zie wel altijd de persoon erachter. Ik heb tijd om te luisteren. Laatst had ik iemand die de hele tijd boos was op het COA. Ik vroeg hem waar dat vandaan kwam, kreeg hele verhalen over zijn familie en hij zei: dit heeft nog nooit iemand aan me gevraagd.”
Als arts is het voor haar essentieel dat iedereen dezelfde goede zorg krijgt. En dat lukt niet altijd. Met name de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor asielzoekers schiet tekort, zegt zij. Niet alleen omdat er te weinig mensen en middelen zijn, ook omdat ingewikkelde gevallen worden afgeschoven. Er is onzekerheid over de toekomst van de transculturele psychiatrische kliniek Veldzicht, de enige plek waar ze vluchtelingen met zeer ernstige psychische problemen kunnen laten opnemen.
„Ook in de reguliere ggz is opname moeilijk, maar voor iemand die echt knal-psychotisch is, wordt altijd plek gevonden. Maar niet voor onze bewoners. Ik heb klachten ingediend bij de inspectie.”
Huisarts Marike Ooms neemt stelling tegen het asielbeleid. Foto: Gerrit Boer
‘Als dokter kon ik het niet meer aanzien’
Vorig jaar moest ze even afstand nemen van haar werk in het azc. Het gebrek aan goede psychische hulp voor getraumatiseerde personen brak haar op, in combinatie met een politieke klimaat waarin zij worden weggezet als ‘slechte mensen’. „Als dokter kon ik het niet meer aanzien.”
Het is een dilemma. Wanneer zet je als arts een streep, wanneer gaat het te ver? „Medici zijn geneigd om altijd pleisters te blijven plakken. Op Lesbos bleven we dat ook maar doen, en dan word je toch onderdeel van het systeem. Maar het is tegen je natuur om te stoppen met zorg verlenen.”
Misschien komt er nog zo’n moment in Nederland, dat iedereen die in de asielopvang werkt tegen minister Faber zegt: dit gaat te ver, zo kunnen we ons werk niet meer doen. „Dan hebben ze pas echt een probleem in Den Haag.”
Schrijven totdat mensen gezien worden
Zo ver is het nog niet. Ook Ooms is na een half jaar afwezigheid weer aan de slag in Hoogeveen. „Ik ben blij dat ik het vuur nog steeds zie bij jou”, zei een jeugdarts laatst tegen haar. Dat vuur zit in haar werk, en in haar verhalen op LinkedIn. „Kom niet aan mijn mensen, zo voelt het.”
Ooms schrijft over uitjes, over enkelbanden, over Gaza, over lintjes, over protesten. Maar ook over een Syrisch jongetje dat op voetbal ging en een ander mens werd. En over de vader die vreest voor het leven van zijn 7-jarige dochter die hij moest achterlaten. ‘Ik stop pas met schrijven als ik weet dat de mensen gehoord en gezien worden’, schreef ze vorige maand.
Het liefst stopt ze morgen. Het liefst zoekt ze geen aandacht. Toch kan ze niet anders. Dit is het moment in de geschiedenis waarop ze zich moet laten horen. „Ik ken deze mensen. Als ik mijn mond nu niet opendoe, wie doet dat dan wel?”