Op 2 juni 1979 demonstreerden duizenden mensen in Gasselte tegen de opslag van kernafval in zoutkoepels. Archieffoto: Bert Verhoeff
Tegenstanders van kernenergie demonstreerden 45 jaar geleden massaal in Gasselte. Reden: het kabinet wilde in de zoutkoepels het gevaarlijke hoogradioactief afval van kerncentrales opslaan. Maar was dat werkelijk het plan? Nee, zegt onderzoeker, publicist en tegenstander van kernenergie Herman Damveld nu. Een 50 jaar geheim gehouden rapport uit 1973 werpt een nieuw licht op de zaak.
Gasselte was op zaterdag 2 juni 1979, 45 jaar geleden, plaats van samenkomst van 25.000 tegenstanders van kernenergie. In heel Europa waren die dag demonstraties tegen de bouw van kerncentrales.
Dat het Drentse dorp was uitverkoren voor het Nederlandse protest was niet zonder reden. Het was één van de plaatsen in Noord-Nederland waarvan de zoutkoepels in de ondergrond onderzocht zouden worden op hun geschiktheid voor de opslag van het gevaarlijke radioactief afval dat vrijkomt bij de opwekking van kernenergie. Daartoe zouden er proefboringen worden gedaan. Er waren aanwijzingen dat Gasselte als eerste aan de beurt zou zijn.
‘Grootste demonstratie tegen kernenergie’
Stad-Groninger Herman Damveld was één van de woordvoerders van de organisatie. ,,Het was de grootste demonstratie tegen kernenergie ooit in Nederland”, zegt hij. Tot op de dag van vandaag volgt hij met argusogen de ontwikkelingen rond kernenergie, doet onderzoek rond dat thema en publiceert daarover.
De demonstratie tegen kernafval in de zoutkoepels op 2 juni 1979 Foto: Archief DvhN
Recent deed hij een bijzondere ontdekking: anders dan het politieke en publieke debat destijds deed geloven, was het niet de bedoeling het hoogradioactieve afval van de kerncentrales van Borssele en (toen nog Dodewaard) op te slaan.
Het was het kabinet te doen om de veel minder riskante opslag van laag- en middelradioactieve resten afkomstig uit onder meer ziekenhuizen, laboratoria en de industrie. Maar het uit 1973 daterende rapport waaruit dat kon worden opgemaakt, werd pas na 51 jaar vrijgegeven. ,,Het is een ontluisterend verhaal”, zegt Damveld.
Veelbesproken onderwerp
De opslag van radioactief afval in de zoutkoepels was in de jaren 70 en 80 in Groningen en Drenthe een veelbesproken onderwerp. Het Noorden liep te hoop tegen de plannen van achtereenvolgende kabinetten om het radioactief afval te bergen in de noordelijke zoutkoepels. Het idee was – dat was destijds bekend – mede ontleend aan een rapport uit 1973 van de Rijks Geologische Dienst (RGD) over de haalbaarheid van dat plan. Op 18 juni 1976 maakte het kabinet bekend proefboringen te willen verrichten in vijf zoutkoepels: Pieterburen, Onstwedde, Schoonloo, Gasselte-Drouwen en Anloo.
De Tweede Kamer was met de anti-kernenergieactivisten nieuwsgierig wat er in het RGD-rapport stond. Maar toenmalig minister van Economische Zaken Ruud Lubbers hield het ook voor de volksvertegenwoordigers geheim. Reden: bij het bekend worden van de details zouden bedrijfsbelangen worden geschaad.
De demonstratie tegen kernafval in de zoutkoepels in Gasselte op 2 juni 1979. Foto: Archief DvhN
Zout, olie en gas
De bewindsman doelde waarschijnlijk op AKZO (tegenwoordig Nobian) en de NAM, die respectievelijk zout, en olie en gas uit de bodem haalden. Damveld begrijpt ook na lezing van het rapport niet, welke nadelige gevolgen publicatie voor de bedrijven gehad zou kunnen hebben.
Lubbers’ opvolger Gijs van Aardenne liet het document uiteindelijk op 2 augustus 1979 vertrouwelijk ter inzage leggen voor leden van de Tweede Kamer. Tot hen behoorde de in Sneek woonachtige PvdA’er Kees Zijlstra. Damveld was jaren zijn persoonlijk medewerker. Van de parlementariër kwam hij niets te weten. „Ik heb ook via andere Kamerleden geprobeerd meer te weten te komen. Tevergeefs. Ze moesten hun mond stijf dicht houden”, aldus de onderzoeker.
‘Klopt dit wel?’
Documenten van de overheid moeten na 50 jaar worden vrijgegeven. Damveld besloot dit jaar samen met het documentatie- en onderzoekscentrum kernenergie Laka het stuk op te vragen. Hij kreeg het rapport via het Nationaal Archief op 21 maart van dit jaar onder ogen. ‘Selectie steenzoutformaties in Nederland t.b.v. de opberging van laag- en middelactief vast radioactief afval’, zo luidt de titel van het door onderzoeker drs. H.M. Harsveldt getypte rapport.
Geen woord over hoogradioactief afval.
Damveld: ,,Ik dacht eerst: Klopt dit wel, is dit wel het goede rapport?” Dat bleek bij lezing wel degelijk het geval. Het ging louter over de bergingsmogelijkheden van laag- en middelradioactief afval.
Auteur Harsveldt laat in het rapport weten ook de beoogde berging in zoutkoepels niet een heel goed idee te vinden. De gedachte was het afval in vaten via een boorgat in de cavernes te storten. Daarin schuilt volgens Harsveldt, zo schrijft hij, het gevaar dat men ‘maar moet afwachten of de vaten door onderlinge botsing niet zullen openspringen met eventueel onvoorziene mogelijke kwalijke gevolgen vandien’.
Voorkeur voor zoutmijn
Daarom heeft de aanleg van een zoutmijn zijn voorkeur, zo schrijft hij. Die heeft ‘het voordeel dat men de stapeling van het afval gecontroleerd kan doen’.
Damveld zegt dat hij nooit heeft stilgestaan bij de gedachte dat het kabinet een oplossing zocht voor alleen het middel- en laagradioactief afval. Hij had destijds contacten in onder meer Duitsland en Zwitserland, waar de ondergrondse opslag van radioactief afval ook actueel en omstreden was. ,,En daar ging het overal om hoogradioactief afval.”
Hij kan achteraf wel reconstrueren waardoor het rapport zich beperkte tot het laag- en middelradioactief afval. Begin jaren 70 had Nederland een tot 1980 lopend contract met de Franse firma Cogema voor de opwerking van gebruikte brandstofelementen van de kerncentrale in Borssele. Volgens de overeenkomst zou het hoogradioactief afval in Frankrijk blijven. In 1978 werd duidelijk dat bij een volgend contract Nederland het afval wel zou terugkrijgen en zelf moest opslaan. Dat speelde nog lang niet toen Harsveldt het RGD-rapport schreef.
De demonstratie tegen kernafval in de zoutkoepels op 2 juni 1979 in Gasselte.
Foto Archief DvhN.
Vaten in de oceaan gestort
De focus op laag- en middenradioactief afval, is volgens Damveld ook om een andere reden verklaarbaar. Die resten werden destijds wereldwijd in vaten in de oceanen gestort. Onder druk van de protesterende milieuactivisten werd naar alternatieven gezocht.
Eindberging moet in 2130 klaar zijn
Sinds 1982 wordt alle radioactief afval tijdelijk, maar minstens 100 jaar opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (Covra) bij Borssele. Ondertussen gaat de speurtocht naar een definitieve oplossing door. Daarvoor kijkt de Covra naar gebieden met in de ondergrond zogeheten Boomse kleilagen en nog altijd de zoutkoepels.
De Europese Commissie eist sinds 2011 van de lidstaten dat zij plannen maken voor een definitieve berging.
Nederland maakte daarmee geen haast. Om aan de verplichting te voldoen, heeft Nederland een vijfjaarlijks te actualiseren Nationaal Programma Radioactief Afval (NPRA). De planning zegt dat een voorstel voor de definitieve berging op zijn vroegst in 2100 gereed moet zijn. De feitelijke eindberging zou dan in 2130 een feit moeten zijn.
De traagheid van het proces is verklaarbaar. Na de kernramp in 1986 in Tsjernobyl was er tot enkele jaren geleden geen enkel nieuw initiatief voor kernenergie.
Inmiddels wenst de Tweede Kamer vier nieuwe kerncentrales. Of dat gevolgen heeft voor het tijdpad naar de eindberging, blijkt wellicht volgend jaar. Dan is het weer tijd voor een actualisering van het NPRA.
Het lijkt er dus op dat het rapport van Harsveldt een heel ander doel diende dan de anti-kernenergiebeweging destijds dacht.
Damveld: ,,Voordat ik een oordeel heb, wil ik graag eerst alles onderzoeken. Om te weten waarom het kabinet proefboringen wilde, was het cruciaal de inhoud van dat rapport te kennen. Nu, 51 jaar later weten we pas wat erin staat. Het is mij een raadsel waarom het kabinet dat altijd geheim heeft willen houden.”