Generale repetitie van het NNO dat onder leiding van Antony Hermus de Achtste Symfonie van Mahler speelt. Foto: Geert Job Sevink
Het onverwachte gebeurt: het Noord Nederlands Orkest voert vanavond en morgen de Achtste Symfonie van Mahler uit. Donderdag was er in De Oosterpoort in Groningen zowaar een generale repetitie met betalend publiek, zo groot was de belangstelling.
In de grote zaal zat geen podium vol mensen in het zwart. Iedereen had zijn dagelijkse outfit aan en dat zag er best vrolijk uit. En de man die het publiek toesprak bleek dirigent Antony Hermus te zijn.
De Achtste Symfonie van Mahler, geschreven in 1906-1907, is de Negende van Beethoven in de overtreffende trap. De eerste wordt uitgevoerd met 3 koren en 8 solisten waar het bij Beethoven bij 1 koor en 4 solisten blijft. Bij de première van de Achtste in München deden in 1910 naar verluidt 1000 zangers en musici mee of iets meer dan wel minder – de geleerden zijn het er niet over eens.
Ze waren het groot gewend in die tijd. Mengelberg deed de Matthäus met 300 koorzangers en toen Gustav Mahler (1860-1911) in Amsterdam zijn Derde Symfonie dirigeerde telde het kinderkoor er 200 en het vrouwenkoor 150 zangers.
De concert-impresario in München noemde het destijds Symphonie der Tausend, zeer tegen Mahlers zin. Ze werd uitgevoerd in een speciaal gebouwde hal die 3200 bezoekers kon bevatten. In Groningen nu nemen circa 400 musici en zangers deel aan het concert, voor ongeveer twee keer zoveel publiek. De concerten van 12 en 13 december zijn uitverkocht, maar bij de generale op 11 december waren er nog plaatsen over.
Kosmische grootspraak
De Oostenrijkse componist omschreef het eerste deel van zijn symfonie als volgt. ‘Probeer je voor te stellen dat het hele universum begint te klinken, er zijn niet langer menselijke stemmen maar rondcirkelende zonnen en planeten.’
Zulke grootspraak kan alleen in de kunst, want het universum ruist alleen maar. Toch moesten we nog een kwartiertje wachten totdat die rondcirkelende zonnen volumineus zouden uitbarsten.
Eerst kwam er een deel uit Éclairs sur l’Au-Delá – een laat orkestwerk van Olivier Messiaen – dat Demeurer dans L’amour heet en ook over de liefde gaat, maar op een andere manier dan Mahlers Achtste. Mooie muziek, maar gewoon met Mahler beginnen was wel effectiever geweest.
Bij de hele uitvoering van de symfonie (zonder pauze) hield Hermus zijn zonnen en planeten overigens in proportie: luid was luid maar niet oorverdovend. Mahlers kosmos dankt trouwens het een en ander aan zijn studie van Bachcantates en er zit een heuse dubbelfuga in. Klaus Mäkelä die het stuk onlangs in Amsterdam dirigeerde noemt het ‘Bach op steroïden’ en dat is een goeie. Je moet zoiets luisterend ondergaan, zonder er veel over na te denken.
Waar gaat het over?
Bij dat ondergaan heb je wel een probleem. Wie kan de tekst – de Middeleeuwse hymne Veni Creator Spiritus – verstaan of is katholiek genoeg die te kennen? Dat geldt voor het tweede deel helemaal. Dat is de slotscène uit Goethes toneelstuk Faust, met daarin acht solistische rollen voor bijvoorbeeld een Magna Peccatrix, een Mater Gloriosa, een Pater Ecstaticus en een Doctor Marianus.
Zo'n 400 musici en zangers nemen deel aan de Achtste Symfonie van Mahler. Linksvoor een kinderkoor op het balkon. Foto: Geert Job Sevink
De toelichting van het NNO vat alles globaal samen, maar een paar tekstvelletjes was wel handig geweest. Zoals een bezoeker na afloop zei: „Het komt over je heen, maar je hebt geen idee waarover het gaat.” De drie mannenstemmen waren overigens vaker verstaanbaar dan de vrouwen en (zeer) goed waren ze allemaal, net als de drie koren: Noord Nederlands en Nederlands Concertkoor, Roder Jongenskoor plus Nationaal kinderkoor.
Hemelse celesta en harpgetokkel
Na de musicerende kosmos van deel 1 is deel 2 gelukkig van een soms weldadige doorzichtigheid. Als Faust ten hemel gaat wordt dat ingeleid met getokkel op vier harpen en een hemelse celesta. Te horen aan de groezelige samenklank hadden de volwassen koren achter het orkest het toen even moeilijk.
Na afloop van wat beslist een goede generale was, blijft de vraag wat je er mee moet. Het Veni Creator Spiritus (Kom, Schepper, Geest) bracht Mahlers jongere collega Hans Pfitzner tot de ironische uitspraak: „En als hij nou niet komt?” Na het slotkoor waarin het Ewig Weibliche ons omhoog voert zouden wij in navolging van Pfitzner kunnen zeggen: „O ja, echt waar?”
Volgens de fameuze schrijver Thomas Mann die bij de première in München was ‘belichaamde Mahler de ernstigste en heiligste kunstzinnige wil van zijn tijd’. Zijn tijd, niet de onze. Mahler 8 blijft wel een ervaring, zelfs als het stuk alleen maar een grandioos klankdecor is.